Neder-ig-lands

Ze zijn in Hoogeveen bezig een instituut op te richten, dat zich bezig gaat houden met streektaal. Gronings, Stellingwerfs (dat is wat ze rond Oosterwolde in Friesland met elkaar spreken), de Overijsselse en de Gelderse dialecten, het komt allemaal aan bod. In een onderzoek naar het Nedersaksisch.

Zouden ze, als ze tóch bezig zijn, ook iets kunnen doen aan het onnodige gebruik van Engels in de Nederlandse taal?Ik bedoel dus: het onnodige Engels. Er is, zeker in internationale uitdrukkingen, natuurlijk niets mis met het bezigen van Engels en bij internetactiviteiten ontkom je niet aan het gebruik van Engels als je veel mensen wilt bereiken.

Maar waarom hebben mensen tegenwoordig geen kinderen meer, maar kids?En die hebben een moeder met kissable hair en een huid, die zo mooi is geworden door een Hydra Vitamin System, terwijl ze haar tanden poetst met een crossaction-tandenborstel.(Wellicht gelukkig maar, anders waren die kids er misschien niet eens gekomen!)

Ik wil best met m’n tijd meegaan, maar om wat je ook gewoon kunt zeggen nou persé te moeten vervangen door Engelse woorden, vind ik raar. We hadden bij ons op ’t werk een Zweedse collega, die dolgraag Nederlands wou leren, omdat ze dan zelf cursussen zou kunnen geven. Maar iedereen wilde graag laten horen hoe goed hij of zij de Engelse taal beheerste en het schoot dus niet op met haar Nederlands. Ze moest er steeds weer om vragen haar in het Nederlands aan te spreken!

We zijn, denk ik, gewoon opscheppers: “Kijk eens, zó’n klein landje en toch zo internationaal! Wherever you go, óns kom je altijd tegen! Met of zonder kids.”


Weerwar

Dat het alweer november is zal niemand zijn ontgaan, maar aan de temperatuur was dat tot nu toe niet echt te merken. Al zeggen alle weermannen- en vrouwen, dat het heel normaal weer is. De warmste oktobermaand sinds 300 jaar, dat vind ik alvast niet normaal en ik ben tuintechnisch ook behoorlijk in de war. Er staat nog van alles uitgebreid te bloeien, dat allang ter ziele had moeten zijn. Ik heb manden met geraniums, die echt nog te mooi zijn om op te ruimen en ik heb de bloembollen maar in de grond gestopt, omdat ze toch ergens moeten blijven. Hopelijk zal de op de verpakking vermelde bloeitijd ’n beetje kloppen.

En je moet er niet aan denken, maar over 14 dagen staat Sinterklaas weer op de kade! De kerstballen en aanverwante artikelen staan ook al ruim uitgestald in warenhuis en tuincentrum. Je kunt er soms letterlijk niet omheen. Als je trouwens denkt met Sinterklaas een verse chocoladeletter te krijgen dan heb je ’t ook behoorlijk mis, want het ding is al bijna een jaar onderweg.

Ik heb geprobeerd bij mezelf een tijdmechanisme in te bouwen. Niet eerder aan de speculaas bij de thee dan wanneer de bijbehorende temperatuur en schemer buiten aanwezig zijn. Maar die dikke brokken zien er erg aantrekkelijk uit, dus dát lukt alvast niet.

De kerstmarkt mijd ik zolang die andere rooie gast niet vertrokken is, want ik ben nog uit de tijd van de tradities. Schoen zetten bij de schoorsteen. Oké, bij de centrale verwarming werd later dat schoorsteenverhaal erg moeilijk te verkopen aan de steeds slimmer wordende kleuters, maar een beetje modder bij de achterdeur en wat omgevallen stoelen maakte een en ander wel weer aannemelijk.

Strooien, dat vergde een top-conditie om van de voordeur, via zogenaamd even ’n boodschapje, zonder te hijgen binnen te komen door de achterdeur. Wel heeft ’t me altijd een beetje dwars gezeten, dat je je kinderen willens en wetens zat te bedonderen, maar het hoorde er bij. Ze hebben er niks aan overgehouden en vertrouwen ons inmiddels wel weer. En bij de kleinkinderen doen we het weer dunnetjes over!

Mijn tijdmechanisme werkt écht niet, hoor! Zo’n Sinterklaasverhaal….
P.S. Ik hoorde net van Peter Timofeeff, dat we wellicht een strenge winter krijgen. Komt alles toch nog goed (sprak zij tevreden!)


Prutsmuts

In mijn vorig leven, mijn werkleven dan, was ik prutsmuts. Dat woord is verzonnen door een collega, die, zelf de echtgenoot van een vrouw, die een school heeft waar ze vrouwen en meisjes knip- en naailes geeft, met gemengde gevoelens naar met naald en schaar prutsende vrouwen kijkt. Hij heeft gewoon teveel van dat kakelende volk gezien.

Ik beheerde in de creatieve sector van het Loo Erf een tiental jaren de afdeling textiele werkvormen, waar behóórlijk geprutst wordt. Textiele werkvormen klinkt aardig wat sjieker dan “handwerken”, dat voor veel mensen toch beelden oproept van juffen met knotjes, die je de engste dingen laten maken. En weer uithalen, als je bijna klaar bent en er op de vierde regel van boven een foutje zit.

Ik heb eens sokken moeten breien van roze katoen. Er wás in de oorlog ook niet zoveel materiaal, maar róze! De hele klas liep dus met roze sokken, de moeders waren er blij mee. De mijne liet mijn sokken “per ongeluk” in een bak bleekwater vallen! Wat een pedagogisch inzicht, hè?

Maar ik heb dus een groot deel van mijn tijd moeten besteden aan het veranderen van het imago van mijn afdeling om iedereen ervan te overtuigen, dat mijn collega’s en ik prutsmutsen waren en dat we dat leuk vinden! Nu pruts ik thuis. Zonder muts.