Trefwoord……

Oud-verslaggever Jan de Troye (84) in Vara TV-magazine van deze week:
“De toekomst is niet meer wat hij geweest is”………


Twijfelachtige eer…..

soms.....echt niet zó vaak...

Wat denk je, is het zorgelijk als de mevrouw van de snackbar je allerhartelijkst groet op een plek ver verwijderd van haar etablissement…..?


Werkoverdracht…….

tekst.....

Cabaretier Menno Nicolai heeft een liedje geschreven, dat niet door hemzelf werd uitgevoerd, maar door een stel dames, door ánderen dus. Hij vond dat een heel bijzondere ervaring. En hij gaat het vaker doen: materiaal aanleveren voor anderen.

Ik heb zelf voor een cabaretgroepje, dat we hadden op ons werk, wel eens ’n liedje geleverd, maar ook teksten geschreven. Dat vond ik erg leuk om te doen. Onder het schrijven had ik zelf al wel zo’n beetje het idee waar de lach zou zitten en dat klopte ook meestal wel.

Een ander verhaal was, dat je de uitvoering van je teksten moest overlaten aan het groepje en dat daar nog wel eens wat aan schortte. De goeden niet te na gesproken waren er ook nogal eens mensen, die de teksten niet leerden, bij de uitvoering hele stukken oversloegen, waardoor het verband uit het sketchje was, er dan maar een slag naar sloegen, waardoor de kleine grapjes, woordgrapjes vaak, die ik nou net zo leuk had bedacht, verloren gingen.

Dat vond ik helemaal niet leuk, maar kon er weinig van zeggen, want iedereen deed het puur voor z’n plezier, had weinig tijd, de repetities moesten plaats vinden in koffiepauzes en direct na het werk ’s avonds, als iedereen eigenlijk naar huis moest om de piepers op te zetten. Het is dus kommer en kwel als leverancier van teksten en/of muziek of niet, want het ging natuurlijk ook heel vaak goed. En de muziek deed ik zelf dus als daar wat mis ging dan had ik het helemaal zelf gedaan.

En net wat Menno zegt: je moet los kunnen laten. Ik neem aan dat zelfs Carmiggelt of Schmidt wel eens met kromme tenen hebben gezeten…….


Terugblik……

.....

‘k Heb wel eens verteld, dat wij met behulp van de hele familie door de jaren heen een soort “logboekjes” bijhouden. In een mandje in een hoekje van de wc liggen schriften met ’n harde kaft, waarin iedereen, die iets te melden heeft of alleen maar even de groeten wil doen, wat schrijft om zijn anders toch maar nutteloze tijd goed te besteden. We zijn inmiddels aan deeltje 23.

Het is leuk om zo nu en dan eens zo’n schrift te pakken en te kijken wat we op de datum van vandaag, zoveel jaar geleden, aan het doen waren. Ik heb nu 1994 naast me liggen en opengeslagen op 3 november. Nou, ik heb het er over, dat mijn oudste zoon, die toen koerier was, voor het eerst in z’n eentje naar Engeland moet met een zending. Op de boot, links rijden, onder tijdsdruk helemaal naar Wales. Ik vind het maar eng voor zo’n jong ventje.

Hoewel ik schrijf, dat ik erg blij ben, dat hij niet naar het Oostblok hoeft, want we hadden net de zomer daarvoor meegemaakt, dat een schoolvriend van onze Lars, een vrachtwagenchauffeur, ook zo jong nog, overvallen was in Polen en daarbij was vermoord. Elke keer als mijn zoon een buitenlandse rit had moest ik daar toch aan denken.

Maar er is ook leuk nieuws die dag. L-rs heeft besloten om niet naar school te gaan, want hij heeft maar 2 uur practicum en vindt dat niet de moeite. In plaats daarvan gaat hij z’n kamer opruimen. Daar zijn moeders altijd heel blij mee.

Verder krijgen we die dag een nieuw aanrechtblad geleverd, moet ik verf halen voor een collega, die bezig is voor ons het trappenhuis te schilderen en slaak ik de verzuchting, dat ik toch wel erg veel geld aan het uitgeven ben. Maar, schreef ik toen: voor niks gaat de zon op en dat ik eerst maar eens koffie ging zetten.

Nou, er is erg veel veranderd intussen, maar elf jaar later gaat nog steeds de zon voor niks op en gaat op 3 november 2005 een kopje koffie er ook nog steeds goed in ……


Huiver….

is dit leuk...?

Om ’n uur of acht vanavond werd er zeer nadrukkelijk gebeld. Toen mijn man de buitendeur open deed stond daar een paar verklede kinderen. Tenminste, dat dacht hij, want ze klonken nogal “gesmoord” alsof ze iets over hun hoofd hadden. Zoals bekend kan hij niet zien, vandaar zijn terechte veronderstelling.

Ze zongen een onbekend lied, vanwege dat “gesmoorde” was er niks van te verstaan en hij kwam aan mij vragen wat ie aan moest met die onduidelijke toestand. Het waren Halloween-vierende kinders en ik wil dat eigenlijk niet propageren. “We doen d’r niks aan, hoor!”, zei ik, terwijl mijn man die uitspraak wat afzwakte en zei: “Sorry, jongens, we hebben daar niet op gerekend!”. Wat natuurlijk ook zo was.

Het was dus zoiets als “trick or treat”, maar kom, sint Maarten vind ik in deze contreien nog net gaan. Halloween is mij te nieuwerwetsig. Die kinderen zaten er trouwens helemaal niet mee: “Oké, hoor!”, zeiden ze en ze gingen weer een deurtje verder. Heel verstandig, want onze buren hebben in Amerika, op Curaçao, in Engeland en Australië gewoond, ál hun zes kinderen hebben Engelse namen dus die kennen het verschijnsel waar ik helemaal geen zin in heb. Ik griezel er van, wat ook eigenlijk de bedoeling was, geloof ik…..!