Creatief met kaars…..

‘k Hou erg van kaarsjes branden. Een gezellig soort licht vind ik dat. En nog steeds steek ik dagelijks wat kaarsjes aan, hoewel het natuurlijk allang geen kerstmis meer is, maar dat is geen bezwaar uiteraard. Dat kaarslicht helpt je door de maanden heen, waarin je ziet dat het tegen de avond al weer wat langer licht blijft, maar ja, lente is het nog lang niet.

Ik heb rond kerst altijd van die kerstmannetjes staan met zo’n lontje bovenop hun muts. Ik heb er ’n heel stel van. Gelijk met de kerstspullen heb ik ze ongebrand weer opgeborgen, want ik heb iets geks: ik kan ze niet aansteken. Dat vind ik zó zielig! Ik wil niet meemaken hoe zo’n mannetje, hij kijkt nog zo vrolijk ook, langzaam aan steeds kleiner wordt. Eerst z’n muts weg, dan z’n haren en z’n gezicht met baard verdwenen totdat ie tot z’n voetjes is afgebrand. Het vlammetje vreet ‘m helemaal op. Ik kan dat niet aanzien.

Met waxinelichten en kaarsen heb ik dat natuurlijk niet. Opgebrand? Húp, nieuwe d’r in. Maar bij een ‘herkenbaar’ wezen denk ik waarschijnlijk ( dat vermóed ik, hoor, want die fobie moet wel érgens vandaan komen) aan mijn crematiepolis. Zo heb ik ook nog geheel in tact zijnde paaskippetjes met lontje, bedoeld als gezellige kaarsjes op de paastafel. Ik zal ze nooit aansteken, terwijl ik best van een gebraden kippetje hou op z’n tijd. Die hebben dus net als de kerstmankaarsjes het eeuwige leven. Nou, dat moet ik nog maar afwachten…….


’n Oma in de wachtkamer…….

Onze dokter heeft in z’n wachtkamer een goed voorziene speelhoek voor kinderen. En dat was maar goed ook vanmorgen, want ’t was peuter-en kleutertijd. Twee kleine meisjes en ’n jongetje. Twee, drie jaar zoiets. Ik kijk dan mijn ogen uit, want dat hele kleine volk is, ondanks onze kleinzonen, toch alweer een tijdje geleden.

Vooral kleine meisjes, die in onze verzameling dus niet voorkomen, vind ik zo leuk. Mijn twee dochters waren destijds óók beeldig natuurlijk (dus geen commentaar graag, dames!), maar ik had toen andere ogen. Nu kijk ik en hoef verder niks.

Thomas moest ’t eerst naar binnen bij de dokter en er hoefde niks engs kennelijk, want toen hij weer terug kwam, wilde hij helemaal niet naar huis. Z’n moeder had de grootste moeite om hem zijn jasje weer aan te doen. Moest vertellen, dat ze nog langs oma moesten en dat er nog boodschappen gedaan moesten worden. Nou ja, dan ging ie wel mee.

Sanne had ’n lelijk hoestje, maar maakte verder geen zieke indruk. Dat is het voordeel bij zulke minimensjes: ze maken ergens niet meer van dan het is. Dat doen hun moeders wel. Ze schonk haar moeder ’n kopje thee in een plastic kopje en nam er zelf ook een. Gezellig, gezellig. Tot haar moeder vanwege het lichte gewicht ervan het kopje op de grond liet vallen. “Dómme meid!” zei Sanne, gaf het kopje terug en veegde met haar handje de denkbeeldige nattigheid van de vloer. “Sorry, hoor!” zei haar moeder en toen was het goed.

Over het andere meisje, Marleen, vertelde haar moeder dat ze in mei naar de basisschool ging. “Een hele verandering!” zei ze. Nu naar de speelzaal voor ’n paar uurtjes, maar dan naar school net als haar grotere zus. Nou, Marleen zag het wel zitten. Ze speelde ook niet met het speelgoed, nee, ze “las” een boek. Ze had eerst een van de glossy’s van de dokter te pakken, maar dat vond haar moeder niet zo’n goed idee. “Dat is een grotemensenblad”, zei ze. Het werd ’n Nijntje uit de speelhoek. Vond Marleen ook best en gelijk heeft ze. Deze kinderen hadden ook allemaal van die leuke moeders! Daar hebben ze het mee getroffen.

Toen ik alleen was achtergebleven in de wachtkamer heb ik, om in stijl te blijven, nog even gebladerd in het blad “9 Maanden”. Over zwanger en zo. Prachtige foto’s er in van bolbuikende dames met “evengoed” sexy lingerie. Die zien er toch wel even anders uit dan in mijn tijd, hoor. Wij droegen degelijk katoenen meerekkend ondergoed en wijde verhullende jurken, die niéts verhulden, want we waren, voor iedereen duidelijk zichtbaar, gewoon hartstikke in verwachting!

Toen was ik aan de beurt. En het ging weer over mijn bloeddruk, die best wel redelijk was. Ach, voor alles is een tijd…….


Pas op! Aardig!……

De stichting Sire, je weet wel, de club die op onze normen en waarden past, heeft een nieuwe website gelanceerd: www.pasopaardig.nl. Ze zijn een nieuwe campagne gestart, waarbij ze de bevolking (en dan alleen het deel dat “aardig” is) hebben ingedeeld in categorieën. Zo hebben we “groeters”, “complimentenmakers”, “uitdelers”, “attenteriken” en “wegwijzers”. Op de site staat, zeggen ze, hoe je ze kunt herkennen en hoe je met ze moet omgaan. En wat je van ze kunt léren natuurlijk, want daar is Sire voor in het leven geroepen.

Ik vind de naam van de website een beetje verwarrend, eerlijk gezegd: pasopaardig. Alsof je zou moeten oppassen voor aardig. Tenminste, zo lees ik het met mijn ietwat wantrouwige inborst. Ik ken namelijk mensen, die aardig dóen, maar het niet zijn. Niet zo veel, hoor, maar ze bestaan. Ik heb er een antennetje voor en ik kan het niet uitleggen, maar heb ze snel door. Daar moet je waarschijnlijk behoorlijk oud voor zijn en veel mensen zijn tegengekomen in je leven. Niet dat ik zó’n achterdochtig type ben, hoor, dat valt wel mee, maar je kunt niet voorzichtig genoeg zijn tegenwoordig. Maar daar hoor je uiteraard niks van bij Sire.

De groeters vind ik leuk. Even contact en er hoeft verder eigenlijk niks, behalve terug groeten natuurlijk. Zo ben ik dan wel. Bij complimentenmakers moet je wel doorhebben of ze het ménen. Ligt er aan of je ze goed kent. Van iemand, die je nóóit complimenteert, omdat hij dat niet nodig vindt of zelfs slijmerig, sla je de keer dat ie dat wél doet natuurlijk hoger aan. En dat is aardig.

Bij uitdelers ligt het er aan wát ze uitdelen, want dat kan ook een schop zijn. Vraag maar aan de gemiddelde voetballer. Maar dat bedoelen ze niet bij Sire. Die bedoelen mensen, die van alles delen met je. Makkelijk iets kunnen missen. Of dat nou geld is of iets anders, ze doen je graag een plezier. Dat plezier delen ze dan ook met je. Attenteriken ( ik vraag me trouwens af of dat woord in Van Dale komt of staat) zijn in ieder geval mensen, die aan anderen denken. Het is attent als iemand vraagt hoe het nou met je enkel is, als ie weet dat je van een uitdeler in ’n wedstrijd ’n trap hebt gekregen. Als ’n man aan z’n trouwdag denkt en een bloemetje meebrengt voor z’n vrouw is dat ook heel attent. Wij vergeten allebéi onze trouwdag dus bij ons is dat een vergeefse actie, maar dat terzijde. Het is natuurlijk net zo attent van zijn vrouw als ze een extra lekker maaltje heeft gekookt. Nou ja, zoiets. Aárdig dus.

Tenslotte wegwijzers. Zijn dat mensen, die je op straat vertellen waar je de dichtsbijzijnde apotheek kunt vinden of een museum of zo? Of gewoon de weg wijzen naar een straat waar je moet zijn? Kom, kom, met de tom-tom is al veel opgelost. Of zijn het de mensen, die je de weg wijzen in het leven? Dominees, pastoors, imams, docenten en politici zouden allemaal wegwijzers kunnen zijn. Als ze niet zelf de weg kwijt zijn.

Ik ben niet op de website geweest nog. Ik reageer dus uitsluitend op de naam. Misschien zoek ik het veel te ver en bedoelen ze alleen maar dat het lontje langer moet worden, we een beetje aardiger moeten worden tegen elkaar. Maar waarom die waarschuwing Pas Op Aardig er dan bij moet. Het klinkt ’n beetje averechts, maar dat vind ik dan……..