Vanmorgen reden we achter een auto, waarbij op de achterruit te lezen stond: “Ceci n’est pas une voiture…..c’est un art de vivre!”. Inderdaad, ’n Eend. Een hele ouwe, maar hij zag er nog prima uit. Mensen, die in zo’n auto rijden zijn nostalgische liefhebbers en ze zorgen er goed voor.
We hadden ’t erover hoe dat type auto eigenlijk aan z’n naam zou zijn gekomen: een eend. Er waren op z’n Frans toch ook al twee paarden aan verbonden. Maar het schijnt, dat een journalist hem bij de presentatie door Citroën een Lelijk Eendje heeft genoemd, vrij naar Hans Christiaan Andersen, en dat ’t daar vandaan komt en in ’t spraakgebruik zo is gebleven. En de waggelende gang van het ding vanwege de unieke vering onderstreepte dat nog eens extra natuurlijk.
Hij was in de jaren zeventig nogal geliefd bij de vrouwen, die bij mijn man op de Sociale Academie zaten en ook veel maatschappelijk werksters op ons werk werden nogal eens geplaagd met de vraag of ze wel genoeg broodkorstjes bij zich hadden. En ik heb ook altijd gehoord, dat het een makkelijke “doe-het-zelf”-auto was. Kom daar nu nog eens om. Je kunt nog geen lampje zelf vervangen. Maar bij de Eend zat het allemaal niet zo moeilijk in elkaar.
Ruimte nodig? Hup, de achterbank en ’n stoel er uit en je kon een verhuizing doen. Aanrijdinkje en ’n deuk in de deur? Je tilde ‘m zo uit z’n scharniertjes en verving hem zelf. Neefjes van ons hebben nog een poos een zogeheten “Duck Dump” gehad. Hun klanten konden allerlei onderdelen voor hun Eendje bij ze halen. Ze hadden deuren als boeken gerangschikt in de schappen in alle kleuren van de regenboog. Dat vond ik altijd ook zo leuk aan ’n Eend: dat hij er was in allerlei kleuren. Niks trendkleur, niks metallic, gewoon de kleur waar je zin in had. Die van vanmorgen was toevallig zwart, maar toch.
Dat Eendje stond als eerste te wachten voor het verkeerslicht, toen we achter hem aansloten en dus dat zinnetje konden lezen. Ik dan. Het stoplicht sprong op groen, maar de bestuurder was even met z’n art de vivre bezig en vergat weg te rijden. Ik ben geen ongeduldig type, maar op ’n gegeven moment gaf ik toch maar een bescheiden seintje met de claxon. Ik zag ‘m schrikken en toen reed hij hard weg.
Als het mij overkomt, dat ik zit te suffen bij ’n stoplicht en iemand achter mij toetert, dan heb ik dat ook. Ik schaam me dood, dat ik de boel sta op te houden en spuit met een dot gas weg. De Formule-één is er niks bij. Maar die Eend hád van mij best rustig aan mogen doen, hoor, ’t is tenslotte ook een bejaarde, maar wel ’n beetje opletten, hè……..!