Klinkt als……

We hadden ’t er vanmorgen over, dat het morgen alweer augustus is! De tijd vliegt. “Maar vandaag is het nog juli”, zei ik.

“Ja, en “jullie”, dat zijn wij”, zei de jongste kleinzoon. De oudste zei: “En “mei”, dat ben ik”. Het ís beslist een doordenkertje, maar wij vonden het wel geestig bedacht van de jochies…….!


Computerkind……

Mijn kleinzoon was met z’n moeder in ons winkelcentrum. Daar is een laag, recht muurtje, dat uitstekend geschikt is om evenwichtsoefeningen op te doen als kind. Z’n moeder wou wel weg, maar Niek moest absoluut eerst nog even over “de spatiebalk” lopen……


Volle kapstok….

Soms is het best grappig om getrouwd te zijn met ’n blind persoon met gevoel voor mode. Mijn man gaat eens in de week altijd een dag muziek maken met ’n collega met wie hij ook een duo vormt dat zo hier en daar optreedt. Als achtergrondmuziekje bij recepties en gezellige bijeenkomsten en zo. Het zijn geen lawaaipapegaaien. Ze maken muziek waarbij je ook nog een gesprek kunt voeren. Maar ook voor dergelijke muziek moet gerepeteerd worden en dat doen ze dan op donderdag.

Meestal breng ik ‘m even weg met de auto, maar deze donderdag werd hij opgehaald en hoefde ik niet mee. Ik was boven toen hij vertrok en riep hij : “Hallo! Ik ga, hoor! Doei!”. Ik heb ‘m dus niet zién vertrekken.

Een paar uur later belde hij op: “Zeg, heb jij je jas al gemist?”. Ik was wel even weg geweest, maar ’t was mooi weer, dus nee. “Ja, zie je, ík had ‘m aan! ‘k Vond het al gek, dat ik mijn rits niet dicht kon krijgen. ’t Is maar dat je niet gaat zoeken!”.

Gôh, ’t zal hem beeldig hebben gestaan, mijn zomerjasje. Dat is wit en ach, dat kleurt altijd goed bij je ogen……..


Klassiek……

We hoorden net, luisterend naar De Klassieken op Radio 4, een staaltje Hilversumse arrogantie waar de honden geen brood van lusten! Mevrouw Maartje van Weegen presenteert het programma en dat doet ze doorgaans wel aardig, hoewel ik haar collega Nelleke van der Krogt het veel leuker vind doen, maar dat is een kwestie van persoonlijke smaak uiteraard.

Ze moest er even uit voor het nieuws. Daarin was o.a. een bericht over omgewaaide bomen in Nunspeet, waarbij mensen werden gewaarschuwd maar liever niet het bos in te gaan omdat het daar onveilig is. Bovendien was er in Friesland een boot 10 meter het land op gevaren, omdat de in slaap gevallen schipper de bocht had gemist. Hij ging rechtdoor en Friesland heeft nu een vakantiehuisje minder. Godzijdank geen slachtoffers, hoewel er een heel gezin in lag te slapen. Een relatief goed bericht dus.

Maar wat zegt mevrouw Van Weegen als ze weer doorgaat met haar programma? “Nou, het lijkt hier wel een regionale zender! Gelukkig was er ook nog nieuws uit Engeland!”. De trut.

Ik ben niet gewend dergelijke benamingen rond te strooien, maar nu kan het even niet anders……


Service…..

’t Is hier wel ’n beetje komkommeren, hoor! Er gebeurt wel wat, maar om nou te zeggen, dat ’t logbaar is…nee. Tussen de buien door gaan we zo hier of daar es naar ’n verjaardag, we gaan eens kijken bij ’n kennis die haar (leuke!) huis aan ’t verkopen is, we doen wat boodschapjes om in leven te blijven en dat is ’t dan wel.

Maar nou had ik net mijn zus uit Australië aan de telefoon. Die “skype-t” tegenwoordig, waardoor ze ons goedkoop kan bellen en dat is érg leuk natuurlijk. We mailen uiteraard ook nog wel, maar dat geklets, waarbij het verdorie lijkt of ze náást je staat! is erg gezellig. Hoewel je d’r wel moet laten uitpraten, maar dat bevordert alleen maar de beleefdheid.

Ze heeft wat medische problemen waarover zij zich wat zorgen maakte (en wij aan deze kant van de bol uiteraard ook) en nu blijkt e.e.a. gelukkig mee te vallen. Er moet operatief wel iets gebeuren, maar dat kan zelfs wachten tot iedereen tijd heeft.

De arts, die haar onderzocht, zei ineens: “Are you Dutch?”. “Originally, yes”, zei m’n zus. “Nou, dat praat dan een stuk makkelijker!”, zei de dokter. Ze was sinds twee jaar, samen met haar eveneens arts zijnde man, werkzaam in Australië. Zie je nou wel, dat het waar is, dat al die hoogopgeleide mensen gewoon de kuierlatten nemen uit Nederland? Dat schijnen er, als je de krant mag geloven, ondertussen heel wat te zijn.

Nou ja, mijn zus vindt ’t prima, hoor, ’n Hollandse dokter in Queensland. Waar vind je zo’n service in het buitenland als je niet in een Spaans seniorengetto woont? Nou, dáár dus……!


Dienstverlening….

* Onze oudste dochter is met haar man en kinderen voor een weekendje naar Rotterdam. Ze logeren in een hotel. Voor de kleinzonen is dat voor het eerst, slapen in een echt hotel. Vanmiddag ging de telefoon en hoorde ik: “Dag Oma! De groeten uit …….Rrrrrotjeknor!”. Dat werd ‘m uiteraard even voorgezegd, dat verzin je niet zelf als kind.

Ze hadden vanuit hun kamer uitzicht op de Erasmusbrug, op de Spidoboten en op “de trein”. “De trám!”, hoorde ik z’n moeder verbeteren. Kleine jongetjes in de grote stad, ze kijken hun ogen uit. “En we hoeven niet zelf ons bed op te maken! Dat doet een mevrouw voor ons”, zei m’n kleinzoon. Dat vond ie, geloof ik, nog ’t mooiste. Dat z’n moeder dat elke dag voor ‘m doet, ach, dat is zó gewoon…….!


Aragno..dinges….

Zo nu en dan lees ik nog wel es terug in de ‘dagboeken’, die deez’ familie al jarenlang bijhoudt. ‘k Heb er wel eens vaker over verteld. Er ligt er altijd een, in een mandje naast het toilet. En wie daar tóch moet zijn, schrijft er in. We zijn inmiddels bezig aan deel 23. Het deeltje waarin ik las stamt van 1986. ’t Oudste kind was toen het huis al uit en we hadden er nog drie thuis.

Op 22 september van dat jaar schrijft onze jongste dochter, dat er die dag een SPIN zat in de klas bij het vak Recht. Het beest had dus alle recht om daar te zitten, dacht ik. Maar ze heeft ‘m naast haar verhaal getekend op ‘ware grootte’, zoals ze beweert. De overige huisgenoten, behalve ik dus, hebben er als reactie bijgeschreven “Behhh! Eng!”en “Brrrr!”.

Mijn reactie van die dag was: “Wanneer worden jullie nou eens normaal? Een spin is een heel nuttig beest! Ruimt op: (wat ik van jullie niet kan zeggen!) vliegen en ander ongedierte en nu het buiten wat frisser wordt zoeken ze een beetje menselijke warmte binnen. Nou, die krijgen ze van jullie duidelijk niet. Jullie staan spinnen naar het leven en dat vind ik zielig. Ik ga een spinnenreddingsmaatschappij oprichten, kortweg SRM. Je kunt lid worden voor een tientje per jaar, te storten op gironummer…..ten name van de secretaresse der vereniging. Ik dus. Hartelijk aanbevolen!”.

Mijn dochter antwoordt daarop: “Nou já zeg! Dan richt ík de stichting RDMDBZVS op!” Bij navraag bleek dat de stichting Redt De Mensen Die Bang Zijn Voor Spinnen. Onnodig te vermelden, dat beide stichtingen het niet hebben ‘gered’.

Toch eens navragen hoe het er nu mee staat, na 21 jaar, met de aragnofobia…..!


Excuus….

* Op dit moment (tien voor drie in de middag) regent het in Apeldoorn. Soms even wat harder, maar verder valt het reuze mee. Zo nu en dan een klein onweersrommeltje erbij.
Ik zit op mijn zolderkamertje en het klinkt ontzettend gezellig op het schuine dakraam. Het is hier dus knus, maar ik bied wel hierbij mijn verontschuldigingen aan voor mijn gezelligheidsgevoel aan alle kampeerders, wandelaars, vakantiegangers, mensen die bezig zijn met ’n verhuizing of het schilderen van hun huis en alle vanwege hun beroep noodzakelijkerwijs buitenshuis verblijvende mensen. Ik leef met jullie mee, hoor…….


Kleurloos bestaan…..?

Even wat uitleggen. In mijn stukje van gisteren vertelde ik, dat mijn blinde man in een Duits warenhuis een radio-tv-toestelletje had “gezien” dat ie graag wilde aanschaffen. En dat we ná die aanschaf dus televisie hadden “gekeken”. CasaSpider, die er van op de hoogte is dat mijn man niet kan zien, dacht in een reactie getuige te zijn van een wonder! Namelijk dat mijn man op een beeldscherm van briefkaartformaat ineens wél zou kunnen zien! Dat is uiteraard niet zo. Al is een scherm kamerbreed: hij ziet er geen fluit van. Zo blind als een bezem, zoals hij zelf altijd zegt.

Maar in ons spraakgebruik omzeilen wij woorden als “zien” en “kijken” nooit, hoewel de praktische invulling van die begrippen voor mijn heer des huizes niet is weggelegd. Hij kijkt óók, maar anders. En hij ziet dingen, die mij niet opvallen. Zijn ruimtelijk inzicht is soms ook beter dan het mijne. In de tijd, dat wij intern de meubels nogal eens verhuisden ( die afwijking is gelukkig over) wist hij exact of een kast ergens tussen paste of dat we ons het gesjouw konden besparen.

In de tijd, dat we beiden nog werkzaam waren in een revalidatiecentrum voor blinden en slechtzienden kon je bij nieuwe revalidanten én hun familieleden nogal eens vaststellen, dat woorden, die in praktische zin met het zien te maken hadden, krampachtig werden vermeden. Dat moesten we er zo snel mogelijk uit zien te krijgen, want dat converseert moeilijk, hoor! De eerste weken van zo’n revalidatie hoorde je de mensen reageren als ik zei: “Kijk eens, hier heb ik dit of dat voor je”. “Ja, maar dat kan ik toch helemaal niet zien!”. Ze werden boos zelfs over zoveel gebrek aan tact.

En ze gingen het noemen van kleuren achterwege laten bijvoorbeeld. Natuurlijk is het pijnlijk om als je altijd kleuren hebt kunnen zien ze te verliezen. Zoals sowieso het verlies van je gezichtsvermogen niet minder dan een rouwproces is. Maar de herinnering aan kleuren heb je wel en die levendig houden is goed mogelijk. Door er over te praten en zo de voorstelling te bewaren. Ik werkte op de afdeling Textiele Werkvormen, een creatieve afdeling, waar mensen bijvoorbeeld wand- of vloerkleden knoopten. Dan moet je het toch over kleuren hebben. Anders werd het een domme bezigheidstherapie en niet meer dan dat. Je voorstellen, dat je met blauw bezig bent, met de kleurnuances erbij. Want je hebt spijkerbroekenblauw, hemelsblauw, ijsblauw, en daar was heel goed over te praten. “O ja, ik weet wat je bedoelt!” hoorde ik heel vaak.

Voor geboortig blinden lag het uiteraard anders. Daar lette je nog meer op reliëf, de voelbaarheid van het materiaal, maar ik vertelde ook altijd over de kleur, zodat er met het thuisfront over gepraat en overlegd kon worden. Mijn echtgenoot kent kleuren alleen van horen zeggen, hij heeft ze nooit gezien, mist ze ook niet. Maar hij weet dat rood een warme kleur is, dat het gras groen is ( en het “blaadje”, niet te vergeten!) en de hemel blauw, als het mooi weer is tenminste.Dat is aangeleerd, maar het zijn begrippen waar niemand in zijn spreektaal rekening mee hoeft te houden omdat het zo pijnlijk zou zijn om ze te noemen. Een hele rust. ’t Zijn net gewone mensen eigenlijk, die blinden. Hoewel ik er eentje kén….wow!