Natuurlijk

Vanmorgen móest ik met de voortuin aan de gang. Het onkruid gaat, vanwege het relatief warme weer, nog steeds erg z’n eigen gang en niet de mijne. Ik vind eigenlijk, dat er geen onkruid bestaat. Dat -on- slaat op het feit, dat het staat waar je het niet hebben wilt, dat is het euvel en daarom moet het er uit. Dit voorjaar hebben we de tuin door een hovenier voor best wel wat geld laten omkatten. En omdat het dus geld heeft gekost, hou ik het bij én ook omdat ze zeggen, dat je voortuin je visitekaartje is én om de buurt een plezier te doen én onze naaste buren niet ons kruid te bezorgen enz.enz. Erg sociaal werk dus ook nog. Ik vind het ook leuk om te doen, omdat ik van de natuur hou.

De basis voor mijn natuurliefde is gelegd op het schooltuinencomplex aan de Kruislaan in Amsterdam, lang geleden. Ik ben daar laatst langsgereden en volgens mij is het er nog. Ik zat op de Montessorischool in de Watergraafsmeer en ’s woensdagmiddags liepen we van school langs de Oosterbegraafplaats naar de tuintjes op de Kruislaan.

Ruim een half uur lopen, maar dat had je er graag voor over, benieuwd als je was, wat er van je bezigheden van de week ervoor terecht gekomen was. Dat de mensen van het complex onze tuintjes vrij hielden van onkruid, tenminste voor een groot deel, is iets dat ik later pas heb begrepen. Het léék of alles er nog zo bij lag als je het had verlaten! Het eerste dat we zaaiden was sterrekers, tegenwoordig sterrenkers. Je mocht je naam zaaien. Els was goed te doen, maar Charlotte werd Lot, anders werd ze te duur. Het kwam heel snel op, dat spul, en het was erg lekker op je boterham.

We leerden er als stadskinderen veel. We hadden de praktijk natuurlijk, maar ook theorie in het tuinhuis, dat ook op het terrein stond. De man, die ons van alles vertelde over de bloemetjes en de bijtjes (letterlijk, hoor!) zie ik nog zó voor me, al weet ik niet meer hoe hij heette. Als het regende werd het wat meer theorie dan praktijk in dat tuinhuis, maar ik kan me niet herinneren me ooit verveeld te hebben. Wat ik me wel goed kan herinneren is: hoe het er rook, een beetje gronderig en muf.

Als het “oogsttijd” werd, was het feest! Je sjouwde trots je zelfgekweekte radijsjes, bietjes, kropjes sla en worteltjes, wát zeg ik: wórtels waren het (waarbij vreemdgevormde exemplaren altijd veel gegniffel opleverden!) mee naar huis. En dan de bloemen! Daarom hou ik zo van goudsbloemen. (Het bloemetje bovenaan deze site groeide echt in onze tuin deze zomer!). De cosmea’s, viooltjes, lathyrus en als laatste in het seizoen de asters en dahlia’s. Onderweg naar huis ruilden we bloemen, zodat iedereen een gevarieerd boeket aan z’n moeder kon geven.

Elke keer als ik zit te rommelen in onze tuin, want “tuinieren” is voor mijn bezigheden een te riant woord, moet ik weer even denken aan dat schooltuintje aan de Kruislaan, twee smalle strookjes Amsterdamse grond, die heel belangrijk zijn geweest!

Geef een reactie

Naam en email velden zijn verplicht. (emailadres wordt niet gepubliceerd)