Prutsmuts

In mijn vorig leven, mijn werkleven dan, was ik prutsmuts. Dat woord is verzonnen door een collega, die, zelf de echtgenoot van een vrouw, die een school heeft waar ze vrouwen en meisjes knip- en naailes geeft, met gemengde gevoelens naar met naald en schaar prutsende vrouwen kijkt. Hij heeft gewoon teveel van dat kakelende volk gezien.

Ik beheerde in de creatieve sector van het Loo Erf een tiental jaren de afdeling textiele werkvormen, waar behóórlijk geprutst wordt. Textiele werkvormen klinkt aardig wat sjieker dan “handwerken”, dat voor veel mensen toch beelden oproept van juffen met knotjes, die je de engste dingen laten maken. En weer uithalen, als je bijna klaar bent en er op de vierde regel van boven een foutje zit.

Ik heb eens sokken moeten breien van roze katoen. Er wás in de oorlog ook niet zoveel materiaal, maar róze! De hele klas liep dus met roze sokken, de moeders waren er blij mee. De mijne liet mijn sokken “per ongeluk” in een bak bleekwater vallen! Wat een pedagogisch inzicht, hè?

Maar ik heb dus een groot deel van mijn tijd moeten besteden aan het veranderen van het imago van mijn afdeling om iedereen ervan te overtuigen, dat mijn collega’s en ik prutsmutsen waren en dat we dat leuk vinden! Nu pruts ik thuis. Zonder muts.

Geef een reactie

Naam en email velden zijn verplicht. (emailadres wordt niet gepubliceerd)