Laatst schreef ik over het feit, dat je je buren zo weinig ziet in de winter. Nou, ik heb ze allemaal gesproken, hoor, vanmiddag. We kwamen namelijk terug van het doen van de wekelijkse boodschappen toen bleek, dat iemand zijn auto in onze voortuin had geparkeerd. Hij had bij het van rechts komen geen voorrang gekregen en stond met de neus van de auto, of wat daarvan over was, richting onze voordeur. Hij had zo door kunnen rijden. Ik ben hem wel dankbaar, dat hij in de tuin is gestopt, want op rommel zat ik zo vlak voor het weekend nou niet direct te wachten. Ik had trouwens net gestofzuigd.
De schade in de tuin is minimaal, dat is erg netjes gedaan, de mensen zijn nog heel, en ach, verder is het maar blikschade, wel véél blikschade, want geen van de twee auto’s kon op eigen kracht verder. De van rechts komende chauffeur klaagde wel over pijn in z’n heup en wou nog even langs de eerste hulp. Toen kwamen bij de omstanders natuurlijk de verhalen los over whiplashes, die járen later nog problemen gaven enzovoort.
Waar al die mensen zo gauw vandaan komen! Alle voordeuren open, er werd uit ramen gehangen, oma’s die op vrijdag op de kleinkinderen passen en die natuurlijk niet iedere week zoiets moois kunnen bieden, de buurtkinderen die crocusvakantie hebben. Het was bovendien prachtig weer. Als je dan toch moet crashen: idealer omstandigheden kun je niet hebben met een dankbaar publiek, dat met je meeleeft. Gek was wel, dat de enigen, die nog geen contact met elkaar hadden gehad ( hoewel…..?!!) de hoofdrolspelers waren in dit stuk: de automobilisten. Er vormden zich rondom ieder apart
groepjes toeschouwers en ik zag buurmannen heen en weer lopen van de een naar de ander als een soort intermediair. De politie was snel ter plaatse, zoals dat heet. Sprak eerst met de mevrouw, die geen voorrang had verleend. Ze reed in een BMW-cabrio, waar je dus een open auto van kunt maken, maar dan moet je het wel anders doen dan zij het nu deed. Ik moet zeggen, ze had het type auto niet mee bij de beoordeling door de buurt. Ze hád ook geen voorrang gegeven, maar als zíj met het oude Pandaatje had gereden, waarin nu haar slachtoffer reed, had ze op z’n minst het voordeel van de twijfel gehad.
Dat Fiatje stond in onze voortuin erg zielig te wezen. De koplampen eruit, wat ik altijd een naar gezicht vind. Net of iemands ogen er aan draadjes uithangen. De afwikkeling duurde erg lang. Na het verhaal van de mevrouw moest ook nog het verhaal van de jongen van de Panda genoteerd en pas daarna kwam het eindelijk tot een handdruk.Na de afkoelingsperiode. Er kwam een grote wagen van de sleepdienst. Die kleinkinderen van oma hadden écht de dag van hun leven, hoor! Wij zaten natuurlijk eerste rang en wat me opviel : de man van de sleepdienst veegde ook nog eens met een grote bezem al het glas van de plek des onheils en nam het in een emmer mee. Hoefde ik niet eens te doen, hoewel het ónze voortuin was. Maar ik zal wel voorzichtig wieden dit voorjaar!