Een meisje zit op een balcon, zelfs op de rand van het balcon, waardoor ik denk:”Mens, duvel niet naar beneden!”. Goed, dan verschikt ze iets aan d’r haar, het lijkt of ze daarbij in een spiegeltje kijkt, maar nee: ze fluistert in een mobieltje “I love you!”. Volgende plaatje. Een man staat in een overvolle tram en ontvangt op zijn telefoon die zicht- en hoorbare liefdesverklaring, waar hij zo te zien behoorlijk verguld mee is, want hij laat de hele tram meegenieten en maakt zo voyeurs van de omstanders. Dat is toch niet leuk al is het mooi dat het kan.
Het zou wel wat geweest zijn voor mijn opa en oma, die communicatie op afstand met beeld erbij. Mijn opa was hofmeester op de “grote vaart”, zoals dat heette. Dat hield in, dat hij een half jaar van huis was en daarna drie maanden verlof had. Ze hielden contact via brieven, die mijn oma stuurde naar de eerstvolgende haven, die mijn opa aandeed. Deed ze de brief niet tijdig op de bus dan duurde het weken voordat hij was nagestuurd, áls ie ‘m al kreeg.
Nieuws werd op die manier oud nieuws. Overleggen over huishoudelijke zaken, scholen van de kinderen en voorkomende ziektes had weinig zin, want in het laatste geval liep het desbetreffende kind allang weer gezond rond te springen voordat pa er van wist. Mijn oma was dus een zeer zelfstandige vrouw.
Zoals die keer, dat ze met alle zeven kinderen verhuisde. Verhuizen was in die tijd, eind jaren dertig , goedkoper dan een nieuw behangetje. Ze had dat waarschijnlijk wel geschreven aan opa, maar ja, die brief…? In ieder geval stond hij bij thuiskomst voor een leeg huis en vroeg zich af waar zijn gezin gebleven was. Navraag op het stadhuis van Amsterdam leerde hem dat de familie zich in Weesp had gevestigd.
Oma was zo gewend alles in haar eentje te beslissen, dat ze na zo’n dag of tien wel uitgecommuniceerd waren en opa al gauw in de weg zat. Hij sprak z’n talen en had steeds snel tijdelijk werk bij Americain of het Amstelhotel. Ik zie nog voor me hoe hij zijn pak met slippenjas aandeed. Omdat hij op de fiets naar z’n werk ging, knoopte hij die slippen om z’n middel, deed z’n overjas er overheen en ging. “So long!”, zei hij altijd, want zoals gezegd: hij sprak z’n talen. Verder weinig spraakzaam. Dat krijg je op zee. Ik had een goeie opa, leuke man.