Bij Renesmurf las ik over de perikelen, die mensen hebben of hebben gehad bij het behalen van hun rijbewijs. De gigantische bedragen, die er mee gemoeid zijn en de verhalen over de machthebbers, de examinatoren. Met je instructeur moet je ook boffen natuurlijk, maar dat heb je nog enigszins in eigen hand: als ie niet bevalt ga je naar een ander. Lijkt mij.
Ik was twintig toen ik rijles had en dat was ook nog in een tijd, dat je als vrouw meewarig werd aangekeken, zo van :”Ach gossie, meisje, ga je het ook eens proberen. Nou, veel succes hoor. Dat is de rem en daar zit het gas”. Ik reed in Hilversum, want daar werkte ik toen. Ik had les in mijn middagpauze, die toen nog een uur duurde. Ik werkte bij een zuivelfabriek, waar ik receptioniste was. De instructeur haalde mij dus voor de deur op en dat liep in de gaten. De chauffeurs van de melkauto’s zorgden er als het even kon voor dat ze net een ritje hadden rond die tijd en reden dan achter me aan.
En dan kreeg ik commentaar.”Dat was weer niks, hè? Nog nooit van voorsorteren gehoord zeker? Je moet ook es een beetje doorrijden, dat gesukkel!”. En mijn bochtenwerk was ook matig. Nee, échte supporters had ik. Als ik door de fabriek liep zeiden ze: “Kijk uit, daar komt het racemonster! Heb je je Eend al besteld? Wij zullen ‘m wel voeren!” en meer van dat flauws.
Ik leste in een Opel Rekord met stuurschakeling. De instructeur was best een aardige man, een beetje zijig. Een uur samen in één auto was net voldoende. De theorie kreeg je in de auto, drie kwartier rijden en een kwartier op een parkeerplaats theorie.Omdat ik thuis braaf leerde ben ik daar ook in één keer voor geslaagd. Dat examen was op dezelfde dag dat je afreed, in een bovenzaaltje van een café. Maar het praktijkexamen moest nog een keer over.
In die tijd was ook het korps examinatoren niet zo groot, zodat je van te voren ook hoorde: “Nou, als je díe krijgt, maak dan je borst maar nat!”. De eerste keer had ik dan ook een “gevreesde” man. Hij zat onderweg ongeïnteresseerd te fluiten en daar werd ik zeer zenuwachtig van. Hij vond ook duidelijk dat autorijdende vrouwen een slechte ontwikkeling waren. Ik was zó blij van hem af te zijn, dat ik bij terugkomst op de parkeerplaats zonder in de spiegels te kijken uitstapte, waarop hij zei: “Zo. En als er nu eens iemand naast de auto was geweest? U bent gezakt, juffrouw!”. Dat zeiden ze toen nog tegen je, hè, juffrouw.
Mijn instructeur vond het zielig voor mij, maar niet voor zijn business. Ik betaalde tenslotte zés gulden per uur, gouden handel. De tweede keer, een paar weken later, trof ik een examinator van het vaderlijke type met pijp. Ik moest de drukke ‘sGravelandseweg oversteken en dat duurde maar en dat duurde maar. Mijn knie begon te trillen van de zenuwen en het ingedrukt houden van de koppeling. Hij zei: “Kom, we gaan even doordrukken. Rij maar op, ik zeg wel of het kan”. Door die liefdevolle benadering van mijn examenstress slaagde ik verder met glans. En ik kan nog steeds goed “doordrukken”als het een beetje lang duurt, wel netjes, hoor, maar toch. Ik kijk wel zélf of het kan……..