De krant van vanmorgen had een berichtje over een vijfjarig Amerikaans meisje dat, toen ze met haar moeder in een wasserette was, in een wasmachine terecht was gekomen en dientengevolge overleden. De moeder had nog geprobeerd om de deur open te krijgen en had, toen dat niet lukte, met een steen het glas kapot geslagen, maar voor het kind was dat al te laat. Een absurd drama, want hoe kan zoiets nou gebeuren? ’n Dom kind, een domme moeder of een domme machine? Je weet het niet.
Wat ik wel weet is dat we vroeger heel erg moesten opletten of de kat niet in de wasmachine lag te pitten. Hij vond dat wel een gezellig besloten huisje om bovenop de vuile was een uiltje te knappen. En er is bij een vriendinnetje van een van onze dochters wel eens daadwerkelijk een kat met de witte was meegedraaid. De kat was kaal, de was behaard. Beide konden als verloren worden beschouwd. Lugubere belevenis, waar het vriendinnetje behoorlijk van in de war is geweest.
Toen ik mijn eerste wasmachine kreeg, na jarenlang “op de hand” te hebben gewassen, was dat zo’n grote witte kuip op pootjes, waar van lichtblauwe kunststof een soort schoep in zat, die de was in beweging hield. Onze oudste was toen een peutertje en ze wou graag kijken naar het wasgebeuren. Ik tilde haar dan wel eens op om in de kuip te kijken hoe haar kleertjes werden gewassen. Ze vond dat prachtig en kreeg er nooit genoeg van. Ik wel.
Want ik kreeg vervolgens wilde dromen ’s nachts. Van dat ik haar in de machine liet vallen en ik het monster met geen mogelijkheid uit kon zetten. Ik zag tussen die blauwe schoepbladen dan weer een armpje, dan weer een beentje langskomen. Regelrechte nachtmerries waren het. Maar ik had wel meer onzekerheden met mijn eerste kind. Ik viel in mijn dromen ook regelmatig met haar van de trap en zo. Ik was dus een voorzichtige moeder, in mijn beleving niet overdreven, want dat het kind een beetje onbezorgd moest opgroeien dat wist ik ook wel zonder Spock.
Later kregen we een wasmachine met een deur, die dicht ging. Als haar beer gewassen moest worden, pakte Karin haar stoeltje en ging voor het raampje van de machine zitten kijken hoe hij gehuld in sop voorbijkwam. Ondanks dat ze zeer gehecht was aan haar beer was er geen spóór van “Ach, wat zielig, mijn beer zit in de wasmachine!”, niks hoor, práchtig vond ze het! Niet sentimenteel, dat kind. Gezegend met een flink aantal nuchtere genen van d’r vader: een schone beer ruikt lekkerder en ’n beer is gewoon een beer……..
Hansje
juni 23, 2005 at 10:20pmWij hadden zo’n schoep ingebouwd in de badkamer, in een kuip waar we ook in konden badderen. Zo zie je ze tegenwoordig niet meer!
Brillie
juni 23, 2005 at 10:27pmIn de US komen wel meer domme dingen voor.