Jodelie, jodelie….!

zwitserse precisie!

Zaterdag gaan we voor twee weken naar Zwitserland. Voor mijn gevoel zijn we net thuis, maar het was al lang geleden afgesproken dus komt het nu eenmaal zo uit. Het is een soort werkvakantie in het pension van vrienden van ons, waar we met de gasten, volwassenen én kinderen, een creatief programma gaan doen, waar van alles inzit. Drama (hoewel ik oprecht hoop, dat het geen drama wordt, maar het heet nou eenmaal zo), handvaardigheid, tekenen en muziek. Dat laatste nemen wij voor onze rekening. Als thema is het werk van Annie M.G.Schmidt gekozen. Voor veel volwassenen pure nostalgie en voor de kinderen waarschijnlijk nieuw, na Kinderen voor Kinderen en de schoolmusicals van Harrie Geelen. Het ligt er een beetje aan hoe oud de kinderen zijn. Maar Jip en Janneke kennen ze zeker, al was het maar van het HEMA-ondergoed.

Er zal ook nog wel tijd overblijven om wat te lopen en buiten te zijn daar, dus het lijkt me leuk. We hebben er nog een zangweek achteraan. Dat hebben we al een paar keer eerder gedaan en dan is het verwonderlijk wat je met een groep mensen, die elkaar nog nooit eerder heeft gezien en waarvan je niet weet wat er voor talent in zit, kunt bereiken in één week. Mensen schrijven gericht in op zo’n activiteit, dus kun je er van uitgaan, dat je gemotiveerde mensen hebt en dat werkt leuk en snel.

We gaan vrijdagnacht pitten bij Lars, want die woont tegenover het Jaarbeursplein in Utrecht, waarvandaan de bus zaterdagmorgen om kwart over acht vertrekt. Hoeven we niet zo vroeg uit Apeldoorn weg en hij heeft z’n huis niet voor niks laten verbouwen. Logeerruimte aanwezig tegenwoordig. Op dit moment ben ik een beetje grieperig, moet dat nog even weg zien te werken voor zaterdag en de zuivere berglucht moet dan de rest maar doen. Jodelie! Tot over twee weken dan maar weer.


Front van irritante mensen….

dit ben ik niet, hoor! Maar Merel bedoelt er zo één!

Meestal schat men mij jonger dan ik in werkelijkheid ben. Daar doe ik geen moeite voor, je bent nou eenmaal wie je bent. Als twintigjarige had ik al jochies van zestien achter me aan en dat was best vervelend ook nog, dus dat is mijn hele leven al zo, dat jonger lijken. Mijn ega is helemaal grijs, dus dat helpt ook. Aan lijnen heb ik nooit gedaan, wat kilo’s minder zou gezonder zijn wellicht, maar ik heb er geen last van en ik denk, dat mijn humeur er al hongerend niet beter op wordt. Dus wat is dan belangrijker? In mijn werkleven kwam ik collega’s tegen die constant met de weegschaal en diëten in de weer waren en die werden daar niet gezelliger van. Ik geef mijn haar, net als iedereen, een kleurtje, omdat ik geen zin heb in grijs. En als er iemand met een grijs permanentje in de auto voor me rijdt, ben ik op mijn hoede en houd afstand. Dat heb ik trouwens ook met mannen met een hoed op en een sigaar. Dat is raar, want ik begin zelf ook zo zoetjesaan qua leeftijd tot het zo treffend door Merel beschreven front van oude vrouwtjes te behoren. Ik voelde me aangesproken, verdorie! Hoewel ik nóóit voordring.

Ik heb namelijk ook wel eens yuppige dertigers zien voordringen, omdat ze dubbel geparkeerd stonden. “Ja, sorry, mág ik even?” Haast, haast, de rest van de wereld had het nou eenmaal minder druk dan zij. Dat was nét zo irritant, hoor! Dat heeft dus niets met leeftijd te maken, lieve mensen!

En o ja, ik erger me ook aan mensen, die liefst met twéé rollators in het gangpad van de supermarkt een buurpraatje gaan staan houden, terwijl dat ook buiten kan. Of die de boodschappen doen op de drukste uren, terwijl ze de hele dag de tijd hebben. Of hulpeloos dóen, terwijl ze dat niet zijn, alleen omdat ze ouder zijn. Of áltijd wat te klagen hebben, ook als het allemaal wel meevalt. Die behoren samen met die yup gewoon tot het front van irritante mensen. Punt.


Natuurlijk……de schuld van de computer!

kan zó de prullebak in!

Een paar weken geleden ontving mijn echtgenoot een verzoek om mee te doen aan een panel, dat zich bezighoudt met een onderzoek naar de werkomstandigheden van personeel in de verpleeg- en zorginstellingen. Daar is hij langdurig werkzaam in geweest als agogisch medewerker. Met de nadruk op gewéést, want hij is al bijna twee jaar uit het arbeidsproces. Omdat hij dus niet meer meedraait in de dagelijkse gang van zaken, leek het hem beter het schriftelijke verzoek terug te sturen met de mededeling, dat ze beter iemand konden nemen, die nog daadwerkelijk op de werkvloer aanwezig is. Dat leek hem relevanter. Vanmorgen kreeg hij echter het verzoek om nou toch eens te antwoorden op de vraag om mee te doen aan het panel, want dat was zo belangrijk, bla, bla, bla…. Bij Cadans, waar dit onderzoek van uit gaat, lezen ze dus geen ingekomen post en kijken al helemaal niet in de computer om te zien of iemand (van die leeftijd) eigenlijk nog wel ergens werkt! Ze hebben daar je hele arbeidsverleden in de computer zitten. Moet toch een programmaatje voor zijn om dat na te kijken.

Met dezelfde postbestelling kregen we een brief van de Staatsloterij. Dat ziet er altijd spannend uit, vooral omdat ie op naam was gesteld. Je wéét ’t toch nooit! Nou, het was een brief met de vraag of we mee wilden doen aan het maandelijks ontvangen van een lot, dat automatisch van je giro wordt afgeschreven. Als leuke verrassing kreeg je dan een “drijvend” staatslot, n.l. een luchtbed in de vorm van een lot, wit met oranje opdruk. Daar wil je toch niet mee gezien worden! Ik ben dan ook blij, dat dat niet hoeft, want we spelen al jaren op deze manier mee. Ook deze brief hadden we dus niet hoeven krijgen. Ze kennen ook bij de Staatsloterij hun bestanden niet. Moet toch een programmaatje voor zijn om dat na te kijken.

Wat dat allemaal niet kost, die onnodige post, want we zijn vast de enigen niet. Kunnen ze bij Cadans beter de zorg mee spekken en bij de Staatsloterij de kleine prijsjes mee uitbreiden. Winnen we misschien weer es wat!


Generatiekloof?Nee toch?

familieportret

Wij zijn net terug van een wandeling. Even wat post op de bus gedaan en een rondje door ons mooie park hier in de buurt en dan kom je heel wat opa’s en oma’s tegen met een kleinkind in het wandelwagentje. Wat dat betreft zijn wij niet zulke leuke grootouders. Onze dochters hebben de dure hulp moeten inroepen van een kinderdagverblijf. Daar heb ik me wel schuldig over gevoeld, mijn ega wat minder. Als de nood aan de man is dan zijn we er natuurlijk altijd, maar structureel wilden we ons toch niet binden en graag wat vrijer zijn. Het is ons, denk ik en hoop ik, niet kwalijk genomen.

Als voorbeeld heb ik mijn buurvrouw, die nadat ze zelf zes kinderen had grootgebracht, het zoontje van haar carrière-dochter vanaf zijn negende week dagelijks thuisbezorgd kreeg. Waarop mijn buren weer terug waren bij af en alleen in de vakanties van de ouders samen iets konden ondernemen. Ik weet, dat met name mijn buurman dat niet altijd leuk vond en vrijer had willen zijn. Het jochie is inmiddels op school en is alleen de vrijdagmiddag nog bij z’n opa en oma, maar toch. Ik moet wel altijd denken aan andere culturen, waar grootouders en dan vooral de grootmoeder, een belangrijke functie heeft in de kinderopvang en de kinderen soms helemaal opgevoed worden door de oudere generatie.

Ik wil er graag zijn voor mijn kleinkinderen, maar de opvoeding laat ik toch maar liever aan de jongelui over! Wij staan erbij en kijken er naar en op ons commentaar zitten ze heus niet te wachten! Waarop ik niet kan wachten is dat ze wat groter zijn en je echt dingen met ze kunt gaan doén: lezen, tekenen, dingen maken en muziek maken. Dan zullen ze hun opa en oma helemaal leren kennen, reken maar! Ook leuk, toch?


Maandagmorgenblues.

wasje

Maandagmorgen. Ik denk, dat er veel mensen zijn, die ‘m zouden willen overslaan. Helemaal als het regent . Je zou er depressief van worden. Mijn moeder hield wasdag op maandag. Dat betekende, dat op zondagavond de was al in de week werd gezet of, nog erger, werd uitgekookt. Dat was ons begin van de week. Gelukkig mocht je naar school en als je thuis kwam was het ergste alweer voorbij en was het mooi weer, dan hing de was schoon aan de lijn. Een moeder met verwarde haren en verhit gezicht, maar het was weer gebeurd. Voor een week.

Als het regende was het vervelender, want dan kreeg ze de was moeilijker droog. Wasrekjes over slaapkamerdeuren, in de winter een houten wasrekje rond de kachel. We woonden achter het accountantskantoor van mijn vader, niet al te ruim met in die tijd vier kinderen. Met die wasrekken erbij werd het er niet gezelliger op.

Later, in een ruimer huis in Bussum, had mijn moeder , supermodern, een soort kunststoffen uitneembaar wasmachientje, dat ze in het zogeheten lavet, ook al zoiets moderns, kon zetten om mee te wassen. Dat was al een hele vooruitgang. Een moderne Bruynzeelkeuken hadden we daar ook. We moesten in het begin over de planken naar binnen in het huis, want we waren de eersten die er woonden in die nieuwbouwbuurt. Ik weet nog, dat ik het gevoel had, dat het zo niet blijven kon, dat we weer terugmoesten naar Amsterdam, dit was te mooi, zo’n modern huis.

Vanaf toen heb ik ook geen bijzondere herinneringen aan maandagmorgen overgehouden. Het kon maar zo, dat mijn moeder op dinsdag waste. Revolutionair! De nieuwe tijd, net wat u zegt.


Waar heb dat nou voor nodig?

is het wel nodig?

We zijn alweer een poosje thuis en dan kijk je eens rond in je huis en vindt, dat er toch wel eens iets moet gebeuren op het gebied van schilderen en behangen. Ik deed dat voorheen altijd zelf. Een hoop gedoe, maar ik vond het best leuk. Het was ook goedkoper om het zelf te doen, destijds een niet onbelangrijke reden. Het gebeurde allemaal allesbehalve perfect, maar het knapte er altijd van op. We hebben nog eens een keer een bijklussende collega gehad, die het houtwerk voor ons heeft geschilderd en wat muren gesausd, maar dat is ook alweer heel wat jaren geleden.

Bij mij is de zin verdwenen. Onvoordelig, maar waar. Er wordt in dit huis niet gerookt en dat scheelt wel een paar jaar, maar toch: het is zover. We moeten op zoek naar een schilder/behanger. We hebben alleen helemaal geen zin in wat er allemaal, afgezien van het ambachtelijke werk, moet gebeuren! Want er liggen door het hele huis snoeren van netwerken, je weet hoe dat gaat, ze kijken hier niet op een snoertje meer of minder. Er was een tijd, dat ik me druk maakte over de zichtbaarheid van zo’n kabeltje, maar die ligt inmiddels ver achter mij.

Als er behangen en geschilderd moet worden, moet de kamer leeg of er moet op z’n minst met van alles geschoven worden, zodat ze er bij kunnen. En we waren zó blij, dat we de piano op z’n plaats hadden, nadat het nieuwe parket was gelegd…Oh hemel, dat moet natuurlijk ook afgedekt….Alle apparatuur moet worden afgekoppeld….In de keuken, waar het plafond en de muren gedaan moeten worden, moet alles van de muur en het in open kastjes en op planken opgestelde serviesgoed moet tijdelijk worden opgeborgen….

We gaan eind april eerst nog twee weken voor een werkvakantie naar Zwitserland, al lang geleden afgesproken. Nou, dat gaan we eerst maar eens doen. Ja, ja, uitstel van executie! En waarschijnlijk denken we dan wel: “Is het eigenlijk wel zo nodig? Kan het niet nog een jaartje mee?” Zeker als het mooi weer is als we terugkomen, vinden we het buiten zijn en de tuin misschien wel belangrijker. Een winterschilder is ook voordeliger, zeggen ze. En ach…er zijn ook lenteschilders en zomerschilders en herfstschilders…..


Trots…?

geen gezicht, toch?

Op gevaar af, dat dit een mekkerig stukje wordt gevonden, nou vooruit, dat moet dan maar. Ik las op de website van Het Vondelpark in Amsterdam , dat ze na de zonnige Paasdagen 45.000 liter achtergelaten afval hadden moeten opruimen en daarmee waren ze er nog niet, want er dreef naar schatting ook nog eens zo’n 2.000 liter troep in het water. Of je ’n emmer leeggooit….Nu weet ik wel, dat het Vondelpark een gróót park is en dat er duizenden mensen komen, maar naar verhouding zal het in andere parken niet veel anders zijn.

De ANWB lanceerde in 1916 al de slogan “Laat niet tot dank voor het aangenaam verpozen, de eigenaar van het bos de schillen en de dozen”. Dat is nu kneuterig Nederlands en een kneuterige vermaning en geholpen heeft ’t ook nog eens niet! Bovendien zijn we nu meestal met z’n allen eigenaar van ’t bos, als je d’r zomaar in mag of tenminste lid van Natuurmonumenten, toch? Ook een beetje eigenaar. De rotzooi wordt door de mensen dus in hun eigen bos of park gegooid.

Ik woon op de Veluwe en ben verwend met natuurschoon. Bossen, heidevelden, zandverstuivingen, je kunt hier nog uren lopen zonder veel mensen tegen te komen. Als het tenminste geen Pasen en mooi weer is. Maar frisdrankblikken, snoeppapier in het bos, ik erger me er dood aan. Per ongeluk iets laten vallen dat kan gebeuren, maar dit wordt echt weggegóóid.

Australië is, dat hebben we gezien, een ontzettend schoon land. Er staan hier ook boetes van 300 dollar op het simpele weggooien van een cigarettenpeuk, maar bovendien vinden de mensen je gewoon een hórk, als je dat doet! Australiërs zijn trots op hun land en vinden het heel normaal dat je het dan niet vervuilt. Zelfs op de kassabonnen van de supermarkt staat gedrukt:”Please do not litter” en niemand haalt het in z’n hoofd om zo’n papiertje maar gewoon te laten vallen.

Zou dat het verschil zijn met hier, dat we niet trots genoeg zijn op ons land als plek om te wonen? Alles goed geregeld hier, prima werkplek, maar verder trekken Nederlanders heel makkelijk de grens over naar een ander land of zelfs werelddeel. Oké, meer ruimte, beter weer (eerlijk is eerlijk, heerlijk in Australië!) maar je land blijft je land. Dus hebben wij ondertussen reclamecampagnes nodig, zoals “De maatschappij. Dat ben jij”., waarin een knul een papiertje opraapt van de straat, dat netjes weggooit en vervolgens gehúldigd wordt! En een stándbeeld krijgt! Nou já, zeg!


Een ei hoort erbij

eitje, toch?

Maureen, een van onze nieuwe Australische kennissen, heeft nog maar pas een computer en is daar fanatiek mee in de weer. Ze mailt haar dochter in Amerika, verdere familie en nu ook naar ons. Veel verstand heeft ze er nog niet van, noemde het ding in het begin met overgave BB (oftewel Bloody Bastard), maar nu lukt het en is ze heel enthousiast. Een beetje té enthousiast, zegt ze zelf, want ze brengt hele dagen ( en soms ook nachten) achter de computer door. Nou, zo ken ik er nog wel meer en ik zal ze niet noemen. Ze vergeet de tijd en mailde ons wat dat betreft een mooi verhaal.

Nadat ze een paar uur bezig was geweest met haar computer, rook ze iets branderigs. Onervaren als ze was, dacht ze dat het de computer was, die oververhit was geraakt,en zette het ding dus haastig uit. Ze ging naar de keuken om iets te drinken te maken en ontdekte daar, dat ze een behoorlijk lange tijd geleden een paar eieren te koken had gezet, die inmiddels drooggekookt en geëxplodeerd waren. De hele keuken en de ramen zaten onder de smurrie en de smell was horrible, zoals ze schreef.

Geen oververhitte computer, maar een oververhitte gebruikster van de computer. “I am cured”, zegt ze. Ze gaat paal en perk stellen aan de uren achter de computer. Met behulp van een kookwekker. Die had ze ook voor de eieren kunnen gebruiken natuurlijk!


Hij, zij, het….?

toch wel een snoepie,hoor!

‘k Moest echt nog op gang komen, zeg! We dachten geen last te hebben van de zogeheten jetlag, vonden dat maar interessantdoenerij van bereisde figuren, maar we hebben het nu toch zelf ondervonden. Was je net lekker bezig en ineens was het over. Zitten, liggen, slapen. Nou, die fase hebben we nu wel gehad en dat het hier zulk ongelooflijk lekker weer is, helpt beslist mee!

We hebben een hondje op bezoek van een tante, die nu met haar zoon richting Australië is vertrokken. Het is een cairn-terrier, een echt schoothondje, ook qua model. Hij wíl ook steeds op schoot, maar daar heb ik ten eerste geen zin in en ten tweede geen tijd voor. Hij krijgt vorstelijk te eten van ons, het voer dat tante meegegeven heeft, lust ie ineens niet meer. Dus moesten we aan de Cesar, dat lust hij wel. En hij krijgt uiteraard het benodigde aantal knuffeltjes per dag, want hij is, net als onze tante, al een oud beestje. Zij hebben samen zo hun ritueeltjes en dat is best, maar bij ons klopt dat niet zo.

Bovendien zeggen wij “hij” tegen de hond, terwijl het een “zij” is. Tante houdt dat consequent vol, de hond heet Keetje Tippel, een prima naam voor een vrouwtjeshond. Hoe het komt, dat je dan toch “hij” zegt, kan ik niet verklaren. Ik vind het altijd een beetje melig als mensen hun hond “zij” noemen, al is dat volkomen terecht. De hond, die wij jaren hebben gehad en de onzijdige naam “Goochem” had, was ook een vrouwtje, maar in de wandelgangen een hij-hond. Als de uiterlijke kenmerken van een hond erg duidelijk waren, je moet tenslotte op je kop staan om iets te zien, was het wat makkelijker misschien.Bij een koe weet je tenminste waar je aan toe bent.

Nou ja, Keetje is een lief dribbeltje, maar we zouden haar(!) type niet hebben uitgezocht. Wel hebben we het idee, dat hij hier wat levendiger is dan bij tante, die op een flat woont. Hij kan hier de tuin in en is reuzenieuwsgierig naar wat je allemaal aan het doen bent. En voor ons is het handig om uit te vinden of de al jaren spelende vraag: “Weer een hond?” een antwoord brengt. Eigenlijk wéét ik het antwoord al……..


Van links naar rechts…..

nationaal symbool!

We zijn weer terug uit kangeroeland! Het was een fantastische vakantie, wat een land en dan dat wéér! En mensen, wat een zit om er te komen! Maar, het was de moeite waard. Mijn zus, voor wie we in eerste instantie gingen, verkeerde in goede gezondheid en heeft ons als doorgewinterde Australische geïntroduceerd in het dagelijks leven daar, dat wel wat relaxter is dan hier. De levensstijl van een volk wordt beslist beïnvloed door het klimaat, dat is ons wel duidelijk geworden. Ze is dus meer doorgezomerd dan doorgewinterd. In een land, waar nu eens de blánke mensen op blote voeten over straat gaan en dat is beslist niet omdat ze geen schoenen hebben.

Mijn zus woont in New South Wales bij de Nothern Beaches. Geen armlastige buurt overigens, hoewel mijn zus het bescheiden houdt in haar flatje. Ze heeft wel kennissen, die het breed kunnen laten hangen en niettemin toch aardig zijn. Dat is een leuke combinatie. We hebben heel wat mooie Hollywoodachtige huizen van binnen gezien, aan veel prachtige stranden gezeten, genóten van het heerlijke weer en zijn dan ook al voorgebakken voor een hopelijk mooie zomer hier.

We hebben Sydney uitgebreid bekeken, samen met heel veel andere toeristen, the Operahouse natuurlijk, de Harbourbridge, die jarig was deze maand: 70 werd ie, The Rocks, waar de huisjes staan van de allereerste bewoners van Sydney. We hebben met de ferry rondgevaren overal heen, dat is prachtig geregeld daar, we hebben het Waratah Park bezocht en de kangeroes gevoerd en zijn in de Taronga Zoo van Sydney geweest, die in het mooiste decor van de wereld gesitueerd ligt.

Mijn zus heeft ons in haar auto rondgereden in dat enge linkse verkeer (je zit zelf op de bestuurdersplaats en mag niet sturen, gek hoor!), waarin ze stevig meerijdt om het maar zacht uit te drukken. Op een van de eerste dagen, dat we er waren, wilden we een strandwandeling maken. Daarvoor moesten we de weg oversteken. Ik keek naar links, daar kwam niks aan, ik keek naar rechts, ook daar kwam niks aan. Uiteraard niet! Het ging echt maar nét goed allemaal. Dat engeltje op je schouder bestaat dus echt, want bijna was het een zeer korte vakantie geweest. Stom, stom.Een man, die net van het strand kwam met z’n surfboard onder z’n arm, schreeuwde dat we “bloody idiots” waren en daar had ie natuurlijk gelijk in. En wat al de mensen in die auto’s van ons vonden, dat wil ik liever niet weten! Nou ja, we zijn weer rechts georiënteerd. Dat bevalt beter ( in het verkeer dan).