Naarmate ik ouder word herinner ik me dingen van mijn (Haagse) moeder steeds beter. Bijvoorbeeld uitdrukkingen die ze gebruikte en die ik kennelijk onthouden heb, omdat ze grappig waren en in ieder geval het onthouden waard. Ze zei altijd, als er iets overbleef aan eten of nog één koekje in de trommel of zoiets: “Nee, dat is voor de vreemde voorbijganger”. Dat mijn vader vaak die voorbijganger was of mijn oudste broer, beiden niét vreemd, dat bleek pas later.Voor dat moment werd er niet gezeurd en dat was de bedoeling.
Als je mijn moeder ’s morgens vroeg: “Mama, wat eten we vanavond?” dan zei ze: “Spring om de haard!” . Een rare uitdrukking, maar het betekende eigenlijk, dat ze nog geen idee had. “Hussen met je neus ertussen” betekende hetzelfde: niet zeuren, ik weet het nog niet. Als je in de weg liep of zat riep ze : “Ga uit m’n beriere!”. Nu kan ik zelf wel herleiden, dat je in ons niet zo ruime huis een “barrière” vormde in de richting waar ze heen wilde, maar toen was het een vreemde kreet. Moeder- 2003 zegt: “Moven!”.
Mijn moeder wist ook altijd precies waar ze haar spullen liet. Vroeg je om de schaar dan zei ze: “O ja, die ligt op de dinges naast de dinges!” en hoe dat nou kon, ik weet het niet, maar je pakte gewoon de schaar omdat je wist waar ze bedoelde. Ik heb bij mijn weten geen uitdrukkingen van mijn moeder overgenomen, onthouden wel en ik zal zelf ook wel weer gezegdes hebben. Mijn broer en mijn zussen zullen zich de gezegdes van onze moeder misschien ook wel herinneren. We zijn tenslotte van hetzelfde merk!