Dit wordt een verhaaltje, dat onder de afdeling nostalgia valt. Ik wil graag vertellen over mijn oom Jan, die kunstschilder was en in mijn kinderjaren in Rolde woonde, een dorp bij Assen. Hij en mijn tante Cor hadden daar een grote villa met het nodige achterstallig onderhoud, waar mijn oom, als ie er geen last van had, dat wil zeggen: het lekte niet en de deur kon dicht, weinig tot niets aan deed. De kunst was belangrijker.
In het huis rook het altijd naar verf en terpentijn en dat hoorde zo. Oom Jan maakte voor de commercie (er moest tenslotte ook gegeten worden!) Drentse heidelandschapjes met de nodige schapen en had in de voortuin een bord staan, waarop hij zijn activiteiten op dat gebied bekend maakte. Als er toeristen langsfietsten, Drenthe was ook toen al een echte fietsprovincie, en zij het bord zagen staan en afstapten, dan stond tante Cor verwachtingsvol te kijken of ze ook het pad opkwamen. Als dat zo was, werden de mensen hartelijk binnengenodigd, mochten rondkijken in de expositieruimte en als zíj met een schilderij vertrokken, vertrok mijn tante even later op de fiets naar het dorp om gauw boodschappen te doen, voordat mijn oom voor het geld weer verf of andere artikelen ging halen. Alles voor de kunst, nietwaar?
Ik heb fantastische herinneringen aan de logeerpartijen bij mijn oom en tante. Alles kon er en hoewel mijn tante onderwijzeres was, merkte je daar helemaal niks van. En voor mijn gevoel was het altijd mooi weer. Vanuit het huis liep je zo het bos in met bramen, frambozen, kamperfoelie en rare geheimzinnige paadjes, die zomaar ineens uitkwamen in een korenveld. Tante kweekte aardbeien en die kreeg je elke morgen op je brood met een vers eitje van de kippen.
Toch was het in die jaren ook oorlog. Mijn oom gaf ook lessen en het aantal “leerlingen” wisselde nogal. Veel jongens, die geen zin hadden in een verplicht baantje in Duitsland, kwamen in Rolde “schilderen” voordat ze verder trokken. Het was altijd druk in huis, dus dat viel niet op.
Rolde was toen nog een echt dorp met een bakker, een slager, een groenteboer, die ook echt groente-bóer was, een kruidenier, een kapper (die wel coiffeur op z’n deur had staan) en een hoefsmid voor alle technische zaken. En rust, heel veel rust. Een paar jaar geleden moest ik voor m’n werk naar Rolde, waar het Hendrik Kokhuis staat, een woongemeenschap voor visueel gehandicapte bejaarden, en reed ik langs de plek, waar de villa van mijn oom en tante heeft gestaan. Daar staat nu een hele villawíjk!
Oom Jan en tante Cor zijn na de oorlog naar Amsterdam getrokken, waar het volgens mijn oom allemaal gebeurde. Hij kwam daar in de BK-regeling terecht, want Drentse heidelandschapjes deden het daar niet zo en mijn arme tante Cor is bij het Victoriahotel tegen de tram gelopen met een noodlottige afloop. Ze wilde nog gauw een pak koffie halen……Maar mijn herinnering stáát gelukkig: hunebedden, aardbeien en de geur van verf en terpentijn.