Blauwe plek……

Vanmorgen moesten we nog even Mexicaans geprikt worden, omdat we ons vorige week ’n dag vergist hadden, maar ’t kon nog en de dokter zou bij mij nog even kijken of de nieuwe pillen, die ik had voor mijn familiair geërfde verhoogde bloeddruk, het gewenste resultaat hadden opgeleverd en dat was zo. Iedereen blij.

Toen ik mijn mouw nogmaals naar boven schoof, maar nu voor de manchet van de bloeddrukmeter zag de dokter dat ik een flinke blauwe plek op mijn bovenarm had. “Zo…hoe komt u daar aan?” vroeg ie. Ik legde hem uit dat het geen gevalletje huiselijk geweld was, maar dat ik de bocht bij onze piano te kort had genomen. “Dan hebt u dus een hóge piano!” zei hij. ” Ik heb zo nog een leuke tip voor u!” Daarna verzonken wij in de stilte die nodig is voor het beluisteren van de onder- en bovendruk in mijn bloedvaten, waar hij zoals gezegd, tevreden over was.

“Mijn vrouw en ik houden erg van muziek” vertelde hij toen “en vorige week was ik voor het eerst van mijn leven in Brussel. Daar hebben we het Muziekinstrumentenmuseum bezocht. Het is een heel mooi art-nouveau-gebouw met diverse verdiepingen en ze hebben er heel veel instrumenten van over de hele wereld. Ook hele oude. En van foekepot tot trompet, van álles. Het leuke is, dat je een koptelefoon meekrijgt en als je in een op de grond aangebrachte cirkel gaat staan, hóór je het instrument waar je voor staat. Leuk voor uw man ook! Wij vonden het énig!” Hij was helemaal enthousiast!

Daar moeten we op doktersadvies dus maar es heen. Zo ver is Brussel niet en aan zo’n tripje kun je van alles vastknopen. Leuke dokter hebben wij, hè? En zo’n blauwe plek op je arm blijkt dus handig….eh….armig…..


Nee, nee…….

Zo’n sticker als hiernaast staat hebben wij niet op de deur en dus hebben we de eerste kerstgratificatieverzamelaar alweer aan de deur gehad. Dat is het moment dat ik op de piano stapeltjes maak van kleingeld ter waarde van een euro per torentje. Ja, natuurlijk hebben ze het liever wat handzamer, maar ik zeg maar zo: “Geld is geld.” En als je ‘klein’ bij elkaar optelt wordt het vanzelf ‘groot’. Ik laat ze hun wensje wel altijd helemaal opzeggen, dat moet. De meesten noemen de naam van de baas die ze zo voorwereldlijk hun eigen kerstgratificatie bij elkaar laat bedelen, maar er zijn er ook bij die dat niet doen, “Prettige feestdagen” zeggen en je gewoon een kaartje in je hand duwen, waar hij dan opstaat, die naam. Er zijn veel ‘reclamedrukwerkverspreiders’ bij.

In de krant werd gewaarschuwd voor jongens, die zo’n kaartje op de computer zelf even maken en dan langs de deuren gaan, terwijl ze van z’n lang zal ze leven nog nooit één foldertje hebben ‘verspreid’. Van de week liepen we naar de supermarkt en toen lagen er ’n heleboel, verpakt in plastic, in de bosjes. Wel verspreid, daar kun je niks van zeggen.

Een man, die hier in Apeldoorn ook reclamedrukwerk rondbrengt heeft, las ik, zélf een wenskaart laten drukken met zijn foto erop, compleet met z’n rondbrengkarretje, nadat illegale fooi-ophalers hem voor waren geweest. Zijn ‘klanten’ waren zeer verontwaardigd dus het is wel goed gekomen met ‘m, maar toch. Het is oppassen geblazen.

Het is vervelend dat ik de bezorger van de dagelijkse krant eigenlijk niet ken. En dat terwijl ik hém z’n fooi graag gun, hij mag best beloond. De krant is er áltijd (op zondag doet iemand anders de bezorging en op die dag hebben we ‘m al een paar keer niet gekregen!) en hij bezorgt altijd heel vroeg. We horen ‘m wel eens om vijf uur of zo. Dat is voor ons midden in de nacht.

Maar om nou zo vroeg op te staan om uitgebreid kennis te gaan maken en dat alleen omdat ik wil weten of ik de fooi wel aan de goeie geef vind ik wat overdreven. Maar op jongens met flodderige ‘kaartjes’ , scheefgeknipt uit A4-papier moeten we maar extra letten. Ik hou ze in de gaten….als ik durf……


Naastenliefde…..

Onze klaverjasvrienden hadden vorige week voor het eerst een nieuwe hulp. De zus van de onze toevallig. Niks bijzonders, kwestie van relaties. Het is een hele goeie en ze zijn blij met d’r.

Maar ze is zó goed, dat ze bij het ramen wassen aan de buitenkant ook die van de buren deed, omdat ze dacht dat het huis zo groot was. De buurvrouw was erg enthousiast en kwam uitgebreid bedanken. Zo hou je je buren wel te vriend, zeg! We vonden het wel een leuk grapje…..!


Maak je over ons maar geen zorgen…….

Jan van Stroomopwaarts vertelde gisteren over de feestelijke 84e verjaardag van zijn vader. Een leuke dag voor iedereen, las ik. Z’n vader informeerde bij zijn nageslacht of iedereen zich zakelijk gezien redden kon en hij kon tevreden zijn.

Dat deed mij denken aan de pleegmoeder van mijn man, die wij ‘tante’ noemden, hoewel ze dat niet van ons was en die we een paar maal per maand met de kinderen bezochten in het verpleeghuis in Friesland. Het was meestal op zondag dat we vanuit Groningen-stad, waar we toen woonden, die kant op gingen.

Zo gezellig als de vader van Jan het lijkt te hebben had tante het niet. Met zes vrouwen op een slaapzaal, geen privacy en een kastje naast haar bed voor de persoonlijke spullen en dat was het dan. Natuurlijk is het al jaren geleden en je mag hopen dat het huis aangepast is aan de eisen van deze tijd, maar toen kwamen we er eigenlijk nooit vrolijk vandaan.

Tante was erg doof, ze zag bijzonder slecht, lopen was er niet meer bij dus zat ze de hele dag in een rolstoel. Omdat ze al achter in de negentig was kende ze bijna niemand van haar medebewoners, want leeftijdgenoten had ze niet. Ze vond het wel erg leuk als we kwamen. Maar ze had een eigenaardigheidje. Ze wilde elke keer weten wat mijn man verdiende. Omdat de conversatie, in de zaal die daarnaar was genoemd, niet bepaald geruisloos ging met tante en mijn man geen zin had dergelijke vertrouwelijke informatie te delen met de rest van de zondagmiddagvisite die er zat, toeterde hij in haar oor dat we niet te klagen hadden.

Maar daar was ze niet tevreden mee! “Verdien ie dan wel duuzend gulden?” vroeg ze dringend. “Ja hoor, tante, dat is het wel!” bulderde mijn echtgenoot dan terug. Dan sloeg ze haar handen in elkaar, schudde haar grijze koppie en riep: “Hééremetied! Dúúzend gulden!” Ze hoefde zich geen zorgen te maken over ons, dat was gelukkig duidelijk.

En na een uurtje, als de kinderen het wel weer gezien hadden en wij eerlijk gezegd ook, vertrok de familie Caransa weer naar hun villa aan de Groningse Rivièra. Ach, tante…..Ze heeft op twee maanden na de honderd net niet gehaald en daar had ze volgens de dominee op haar begrafenis nog aardig de pest over in gehad ook…..!


Vraagje…..

* Nou ik toch zo melig bezig ben: kan iémand mij vertellen wat de diepere betekenis is achter die stupide reclame van Vodafone met die achterlijke beestenkoppen en hun onverstaanbare conversaties? Waar kinderen bang van worden en bejaarden slapeloze nachten van hebben, omdat er wéér iets is, dat ze niet begrijpen…….


Het kerstkind in mij……

De kerstboom staat. Het was er echt zo’n dag voor. Ik had een man bij de hand om de boom van zolder te halen en de dozen met kerstspullen te pakken. Hij bergt ze elk jaar ook op dus hij weet het beste waar alles is. Daar bemoei ik me niet mee. Dan mag ie nog even helpen om de boom in elkaar te zetten, want die bestaat uit drie delen en dat moet goed passen en de stekkers moeten aan de goeie kant zitten en zo. En de lampjes deden het nog!

En dan mag ie ophoepelen, want ik ben van het optuigen. Daar heb ik geen kerstballenjongens bij nodig. Ik vind het zo léuk, ’n kerstboom versieren! Dat is het. Ik gun het gewoon niemand! Hup, iedereen de kamer uit, Radio Swiss Classic er bij aan, heerlijk! Ik vergeet elk jaar wat ik ook alweer had aan ballen en frutsels, een soort geheugenverlies waar ik érg van geniet.

Onze boom is, in tegenstelling tot vele andere, dan ook niet onderhevig aan mode. Dat betekent niet, dat ie elk jaar hetzelfde is, maar ik koop nooit iets bij en gebruik gewoon van alles uit dingen die we al jaren hebben. Mijn kleuren zijn rood, wit, zilver en goud. Er zijn ballen bij waar kaarsvet op zit, omdat we ooit wel eens echte kaarsjes in onze boom gehad zullen hebben. Of een en ander komt nog van mijn moeder, dat kan ook.

Op het houten blad boven de haard kan ik mijn ‘kerstdorp’ neerzetten. Met de verlichte huisjes, winkeltjes en ’t kerkje. Dat spul hebben we ondertussen ook al jaren en ik vind het nog steeds enig. Het kind in de vrouw, zullen we maar zeggen. Ik had een erg leuke dag………


Winterhard……

In de Belgische versie van “Man Bijt Hond” zagen we een paar bejaarde mannen, die in het bezit waren van een paar oeroude kalenders waar weerspreuken op stonden. Ze vonden, dat er van die spreuken nog maar weinig klopte en dat het tijd werd er eens ’n paar nieuwe te verzinnen. Dan zouden ze die oude kalenders wel bewaren vanwege de nostalgie.

Maar ik las laatst een artikel over het weer van vroeger en nu en daarin stond dat er eigenlijk niet zo heel veel veranderd is in vergelijking met het weer van jaren geleden. Ook toen waren er periodes met veel regen, ook toen waren er zachte winters zonder ijs en zomers met weinig zon. Maar hoe je die seizoenen ervaart, dat is het verschil. De omstandigheden, de huizen, het comfort van vandaag de dag maken dat het zo anders lijkt. En dat geloof ik ook.

Bij ons thuis was het ’s winters met één kachel in huis al gauw knap frisjes. Vooral ’s morgens als de kachel nog niet brandde omdat ie nog niet was aangemaakt. Want mijn ouders lieten ‘m ’s avonds zuinig uitgaan.

Aanmaakhoutjes werden gehakt in het schuurtje, waar we ook de kolen schepten. Met een kit. Als je nu aan kinderen zou vragen wat een kolenkit is, weten ze het niet. Of ze moeten Jip en Janneke gelezen hebben natuurlijk!

Maar nog lekker in je pyjamaatje rondlopen als je uit bed komt, was er in de winter voor ons niet bij, hoor! Je gauw wassen met ijskoud water en dan snel je kleren aan. Op school was het wel lekker warm, want er was centrale verwarming. Daar hadden we op school een echte stoker voor, met een spannende stookkelder waar wij niet mochten komen.

IJsbloemen op de ramen kan ik me ook nog goed herinneren van heel lang geleden. Je blies er als kind kijkgaatjes in met je adem. Echte bloemen waren het, niet die egale aanslag die je nu ’s morgens van je autoruiten staat te krabben. Maar dan was het wel zo’n ouderwetse winter als waar die Belgische mannen het over hadden met hun voorhistorische weerspreuken.

Ik merkte dat veel van die weerspreuken heel erg gerelateerd zijn aan het boerenbestaan. Zo van : “December zacht en dikwijls regen, geeft weinig hoop op rijke zegen”. En dat sloeg dan op de een of andere oogst. Daar word je vandaag de dag óók niet rijk van. Weinig hoop. Je wordt niet blij van zo’n spreuk. Moet je als agrariër hopeloos de winter door.

Eens iets nieuws verzinnen lijkt me dus een goed idee. En dan maar wat vrijblijvender, zodat ze je er niet op kunnen vastpinnen. Daar zijn de congresgangers in Kopenhagen het vast mee eens, want ik moet nog zien of daar iets zinnigs klaargestoomd wordt. Nou, ik begin vast, het moet rijmen, hè….? Wat dacht je hier van: “Blijft de kerst ook dit jaar groen, jammer dan: niks aan te doen!” Maar zoiets zullen die Belgische oude mannen wel niet bedoeld hebben met hun actie voor nieuwe weerspreuken…….


Taai-taai……

Zo, de Sinterklaasactiviteiten zijn weer geweest voor ’n jaar en de kindjes kunnen weer rustig slapen. Weet je wat ons dit jaar wel opgevallen is? Er was geen taai-taai! Mijn mannen zijn nogal gesteld op van die kleine taaimannetjes en ik heb echt mijn best gedaan om ze te vinden, maar….nergens te krijgen, hoor! Geen grote taai, geen kleine taai.

Was dat alleen hier in de buurt of elders ook? Hebben ze soms ontdekt, dat ze slecht zijn voor het milieu (voor je tanden wisten we dat al, maar dat is wel met meer sint-gerelateerd spul!) of worden ze gemaakt door kinderhandjes in India? Zijn de grondstoffen om ze te fabriceren te kostbaar of uitgeput? Deze ouwe taaie zou dat allemaal wel es willen weten. En of dat iemand anders ook is opgevallen, die taailoosheid.

Als ze stilzwijgend en onopgemerkt, behalve door oplettende types zoals ik, alvast bezig zijn onze tradities rond Sinterklaas af te breken, nou, dan valt het niet op de markt brengen van onze geliefde taaimannetjes, zonder meer onder de noemer van een terroristische daad natuurlijk…….


Ook Sinterklaas anno 2009……

Gisteren las ik, dat Sinterklaas en twee van zijn Pieten overvallen waren en cadeautjes, bestemd voor de familie bij wie ze voor de deur stonden, beschadigd werden doordat het papier er was afgescheurd door een groep jongens, die hen had belaagd. Dan denk je: “Verdorie, het moet toch niet gekker worden!”. En je denkt er nog meer bij, maar dat terzijde, want daar wil ik helemaal niet over nadenken.

En nu lees ik weer, dat Sinterklaas beroofd is van een hele zak met chocoladeletters! Hij had dus ook alwéér maar twee Pieten bij zich, terwijl die jongeren met z’n zevenen waren. Kijk, dan vraag je d’r om natuurlijk! Daar moet een Sint, die de kruistochten toch nog meegemaakt moet hebben, gewoon op voorbereid zijn. Hij moet wel ’n beetje meegaan met z’n tijd, niet té goedheilig zijn en voor een behoorlijke lijfwacht zorgen. Hij moet toch beveiligers genoeg hebben, die meer kunnen dan ’n beetje pepernoten lopen uitdelen, zou je zeggen. En met zo’n staf, daar kun je toch ook mee meppen? Die krul aan het eind biedt m.i. mogelijkheden, rond een nekje of zo.

Ik ben totaal niet geschikt als heilige, merk ik…..