Gistermiddag moest mijn zoon even iets doen in het datacentrum, waar hij de servers van zijn bedrijf heeft ondergebracht. In Amsterdam. En ik mocht mee om dat eens te zien. Je komt er niet zomaar binnen, want het gebouw is zwaar beveiligd. Hij moest dus via een legitimatie, mijn rijbewijs, van tevoren aan de portier van dienst laten weten dat ie z’n ouwe moeder meebracht deze keer.
Anders mocht ik er niet in. Je komt er sowieso niet zomaar in. Je moet je melden bij de slagboom en dan pas kun je doorrijden en parkeren. De toegangspas van mijn zoon en mijn rijbewijs werden gescand en toen mochten we verder. Dan begint de tocht door het gebouw. Mijn zoon wist er uiteraard de weg, maar van het aantal beveiligde deuren, dat hij met zijn pas open moest scannen, ben ik effe de tel kwijt.
Tenslotte kwamen we in de zaal waar in lange ‘straten’ de kasten met de servers staan. Er is een automaatje waar je van die gele oorploppers uit kunt halen om je gehoor te beschermen, want het is er (op z’n Amsterdams) een klereherrie! Maar ik had ze niet echt nodig. Het voordeel als je wat ouder bent, zullen we maar zeggen.Ik heb ze trouwens toch maar bewaard. Je weet nooit of je nog eens een enthousiaste snurker treft, nietwaar?
Je hebt in zo’n ruimte “koude straten” en “warme straten”. In de koude staan de kasten met hun voorkant naar elkaar toe, in de warme staan de apparaten met de achterkant tegenover elkaar, zodat ze hun warmte kwijt kunnen. Ik hoorde dat er datacentra zijn waar ze met die warmte delen van woonwijken verwarmen.
Je weet als eenvoudige computergebruiker (en ik ben er een van de allersimpelste soort) niet wat je ziet en hoort. Overal knipperende lampjes in allerlei kleuren, hele bossen snoeren en snoertjes, dikke en dunne, ook in verschillende kleuren en dat geluid, dat gaat maar door. Het is één grote hersenpan.
“Kijk”, wees mijn zoon, “hier komt dus jouw Elswhere.org vandaan!” Ik heb het direct dankbaar voor kennisgeving aangenomen, want ik was alleen maar hevig onder de indruk. Dat ie allemaal weet hoe dat gaat, de juiste stekkertjes in de goeie apparaten steekt, op de computer enorme ritsen lettertjes en getallen ziet en dan mompelt : “Okay, dat werkt dus.” Amazing.
Er moesten wat dingen gebeuren waar we op moesten wachten en onderwijl legde hij me van alles uit over het gebouw. Wij waren op één etage, maar zo zijn er liefst achttien! En over het stroomverbruik hebben we het maar even niet. Het gebouw is ‘rampenproof’, hoewel er honderden brandblussers hangen, maar dat zal wel voor de kleine calamiteiten zijn. Het staat wel aardig, die rooie dingen.
We hebben ook nog even koffie gedronken uit een groot apparaat en die was erg lekker. Kijk, gezellig is het er niet, geen plantje te bekennen, maar je hoeft er ook niet te wonen natuurlijk. Ik vind het mooi, dat ik het allemaal eens heb gezien. Vanuit zijn kantoor hier thuis kan hij bijna alles regelen, maar ik weet nu waar ie het over heeft als hij zegt: “Verdorie zeg, nou moet ik tóch nog naar Amsterdam!” Gaat hij weer even als hersenchirurg aan de gang. Maar ach, is ie weer even van de straat…..
’n straatje om…..