Toen ik vorige week las, dat CSM zijn snoepdivisie in de verkoop doet, omdat die niet genoeg oplevert, bedacht ik me, dat het woord “snoep” in de loop van de jaren een ongunstige klank heeft gekregen. Zoals wij vroeger thuis een snoeptrommeltje in de kast hadden, zul je dat in veel moderne gezinnen in die vorm toch niet meer tegenkomen. Bij ons zaten er soms ulevellen, toffees, boterbabbelaars met van die ruitjes erop in of amandelbonen. Die laatste dingen waren best groot, glad en keihard en het mag een wonder heten, dat er nooit een kind in is gestikt. Van al die snoepjes weet ik niet eens of ze nog bestaan.
In mijn tijd kwam zo’n beetje de schooltandarts in de mode en ik neem aan, dat die hard nodig zal zijn geweest. Vlak na de oorlog zeker. Mijn moeder kreeg overigens elke week “het snoepje van de week” bij de boodschappen, die ze bij De Gruijter deed. Mijn grootmoeder in Den Haag had ook een snoeptrommel. Van haar kregen we maar één snoepje, volgens de Haagse methode, en dat noemde ze dan “een zoet mondje”. Dat kreeg je er ook van, je zoog er heel zuinig op, want je kreeg gewoon niet meer en was kennelijk tevreden.
Een heel verschil met de mega-zakken snoep, die tegenwoordig in de schappen liggen. De gróótste mega-zak vind ik trouwens Peter Jan Rens, die eens moet ophouden met snoep te promoten voor Haribo op een Meneer Kaktus-manier, die niet meer bij zijn leeftijd past. Hoewel:” Haribo macht Kinder froh und Erwachsene ebenso!”. Het zullen wel dure spotjes zijn geweest met die ouwe snoeper.
En kan die “bijzonder” melige opa ook eens ophouden met dat gemekker tegen zijn kleinzoon over die Werther’s Echte? Als er iets ónEcht is, is het die reclame wel…….!