Groene stroom…..

Bij ons in Apeldoorn wonen slimme jongens. Elders natuurlijk ook wel, maar wij hebben een extra slimme. De 17-jarige Erik Bakhuijs heeft namelijk bedacht, dat de energie, die mensen wegbrengen naar een sportschool terwijl ze zich in het zweet werken, best gebruikt kan worden om bijvoorbeeld het licht op te laten branden. Alle fitnessapparaten, die cyclisch werken, kunnen door de beweging van de gebruiker ’n accu opladen, die gekoppeld kan worden aan het elektriciteitsnet. Op een stille dag met weinig bezoekers zullen ze dan weer aan de gewone stroom moeten bij de sportschool, maar gôh, alle beetjes helpen toch? Misschien kunnen ze iets met de korting doen voor bijzonder actieve stroomopwekkers. Of een verkiezing “stroomopwekker van de maand” of zo met een portret aan de muur. Net als bij Mac Donalds. Dat weten die sporters toch niet want daar komen ze nooit. Erik krijgt in ieder geval voor z’n plannetje van Groen Links een Groen Lintje. En dat vindt ie leuk.

Ik herinner me dat in de oorlog ook heel wat werd afgefietst, “sur place” zal ik maar zeggen, om energie op te wekken, omdat er geen stroom was. Hele dienstroosters waren er bij ons in de buurt, weet ik nog. De stroomfiets stond bij onze buren, van wie ik zelfs de naam nog weet: “Rotteveel”, maar dat was omdat het voor een kind zo lekker bekte. Het was er altijd heel gezellig. Er werd bij de opgewekte stroom gekaart en we moesten vanwege het straatverbod in spertijd altijd over het platte dak weer terug naar huis.En dat vond ik heel spannend.

Maar dat van die sportschool vind ik evengoed wel een vondst. Erik moet het nog nader uitwerken allemaal, maar hij heeft al € 500,- geïncasseerd voor z’n idee bij een slimmejongenswedstrijd
en er is veel belangstelling. Als nou de overheid meewerkt met een subsidietje voor de aanpassing in de sportschool, dat moet toch te doen zijn, dan zal de clientèle zich heel nuttig voelen tussen de zweetdruppels door. Misschien kun je wel een lamp adopteren of zo……


Blokken…..

We zaten in de tuin en hoorden, zonder het te zien, hoe een moeder bezig was haar dochtertje te leren fietsen. Het was een zeer levendig gebeuren, want het kind wilde helemaal niet. Terwijl moeder hard achter haar spruit aanholde en steeds riep: “Fietsen! Fietsen! Fietsen! Nee, niet omkijken! Niet omkijken! Doorgaan, doorgaan, doorgaan!!!”was het kind aan het huilen en schreeuwen, naar ik aanneem, van angst.

Maar moeder was er een van de vasthoudende soort. Geen flauwekul, fiétsen met die handel! Op ’n gegeven moment hoorden we: “Goédzo! Knap, hoor!” en het huilen hield op. Ik zát veel te lekker anders was ik wel even gaan kijken, maar ik ben benieuwd of het morgen nog steeds goed gaat en of ze weer moet oefenen! Want wat moeders in hun hoofd hebben…..

Ik kan me mijn fietsen leren eigenlijk helemaal niet meer herinneren. Wél mijn eerste fiets! Een Franse fiets was het en het mooiste daaraan vond ik de in kleurtjes gehaakte jasbeschermer. Ik zal een jaar of acht geweest zijn. En omdat ik nog niet goed bij de trappers kon zette een buurman er houten blokken op, die ik verschrikkelijk vond. Ze schoten ook steeds dóór. Maar ja, om te leren fietsen had ik ze wel nodig. We woonden toen aan een plein in Amsterdam met een groot plantsoen in het midden en zo vlak na de oorlog waren er praktisch geen auto’s op straat dus was het plein ideaal om rondjes te rijden en zo de fietskunst machtig te worden.

Ik moet het mezelf hebben geleerd, want mijn beide ouders waren zeer slecht ter been. Mijn moeder vanwege een heupprobleem en mijn vader vanwege polio. Achter mij aan hollen, zoals die moeder van vanmiddag, was voor hen geen optie. Aangemoedigd zal ik ongetwijfeld zijn, dat weet ik wel zeker. En wat je je als kind sowieso autodidactisch eigen maakt, daar zijn geen statistieken van.

Mijn Franse fiets was van slechte kwaliteit en heeft ook qua maat mijn middelbare schooltijd niet gehaald. Omdat ik een eind moest fietsen kreeg ik een andere. Gelukkig zonder blokken. Dat mocht ik vanaf toen op school doen……


Briljant….!

*We hebben het begin van de Donorshow gezien, met gemengde gevoelens, want verrek, het is toch niet niks, zeg, wat daar gebeurt. Eerst zo’n bloedmooie meid, die een hersentumor heeft en dus dood gaat. Dan die afvalrace, waarbij ze de oude, rokende en jonge kandidaten afdankt. Er zijn nu mensen, die zeggen dat ze toén al in de gaten hadden, dat het een “grap” was.

Nou, voor mij ( wij hebben tussendoor voor de broodnodige ontspanning zeer toepasselijk even “Met het mes op tafel” gekeken) was het tot het laatste ogenblik helemaal echt, hoor! Dat zal mijn eenvoudige geest wel zijn, mij leg je zo in de luren. Voor de drie nierpatiënten die meededen wás het natuurlijk ook echt.

Maar gôh, wat is dit geweldig bedacht! Wat een impact! Wereldwijd op de nieuwszenders, vragen in de Tweede Kamer, iedereen heeft z’n zegje er wel over gedaan. En dát was de bedoeling! BNN, niet mijn omroep, maar nu eventjes wel! Klasse.


Kunst……

Op de Loolaan, onze mooie entree als je van de Oude Amersfoortseweg Apeldoorn binnenkomt, is een kunstproject gerealiseerd. De Duitse landschapskunstenaars Wolfgang Buntrock en Frank Schulze hebben 2000 vogelhuisjes opgehangen aan de eerbiedwaardige Loolaanse bomen. In alle kleuren van de regenboog. Ze zeggen dat 95% van de voorbijgangers positief reageert op het project.

Ik kan er geen zinnig woord over zeggen, want ik ben nog niet in de buurt geweest, heb alleen maar foto’s gezien en gelezen dat het een heel karwei was om ze op te hangen. Maar ja, je bent kunstenaar of je bent kunstenaar, je doet het jezelf aan.

De nestkastjes blijven de hele zomer hangen en in september worden ze verspreid over heel Apeldoorn. De kunstenaars zeggen: “Over vijf jaar komen we terug om te kijken of we ze terug kunnen vinden en zullen er duizenden vogeltjes geboren zijn in onze huisjes”. En dat is een leuk idee natuurlijk.

Aan de Loolaan staan een paar grote serviceflats, waar overwegend senioren wonen dus die 95% positieve reacties vallen me hartstikke mee. Gevoel voor kunst, hoor! Behalve die ene meneer, die aan de ophangers van de vogelhuisjes vroeg, wat ze eigenlijk aan het doen waren. Die zeiden natuurlijk: “Dit is kúnst, meneer!”. In het Duits dan, hè. Waarop de man antwoordde: “Rembrandt, dát is kunst” en hij vervolgde zijn wandeling langs de statige Loolaan…….


Overbodig……

*Waarom zou je lange verhalen houden? Ik kwam vandaag bij Luna langs en op het woordje “test” had ze, toen ik er langs kwam, al 17 reacties! Dat is het aantal bezoekers, dat ik gemiddeld heb op een heel verhaal! Ik lijk wel gek…….


Geurig…..

Als ik lees, dat Jan Smit een eigen “geurlijn” krijgt, dan denk ik: “Douche dan eens wat vaker!”. Of misschien zijn het je sokken. Je hoort tegenwoordig van die rare woorden, waar je associaties bij krijgt, zoals bij “geurlijn”. Dan denk ik ook meer aan een hond die z’n poot optilt.

Creatief taalgebruik vind ik alleen maar leuk, hoor, daar niet van. Maar nou las ik gisteren weer het werkwoord “dopingbiechten”. Ook een vondst, maar dat is natuurlijk geen blijvertje. Als alle (ex-)wielrenners uitgebiecht zijn dan kan zo’n woord weer van de mat. Of ze moeten álle sporten gaan doorlichten, want dan zijn ze nog wel even bezig. Zelfs schakers en dammers zullen wel eens een Red Bull achterover slaan om wakker te blijven en hoe ver moet je gaan?

Ik zat van de week bij een lunchafspraak trouwens naast een mecanicien van een wielerploeg van visueel beperkte tandemrijders. Aardige man, kon leuk vertellen, maar ja, die had het alleen maar over spaken, tandwielen, velgjes en bandjes en dronk karnemelk. Qua dopingbiechten niks aan te beleven eigenlijk……


Cakewalk……

*Eén van onze kleinzonen, die vanmiddag even bij ons was, wilde wel een stukje Indische cake van oma. Maar dan wilde hij wel “de billen” van de cake. Oftewel ’t kontje…..


Blaasprobleem…

’t Is al laat. Dat wordt het altijd als ik naar mijn zus in Ede ben geweest, want we hebben altijd veel te bespreken. Ik reed daarnet in m’n eentje door het nachtelijk duister naar huis en had tot drie keer toe bijna een hert onder mijn auto, want in de nacht is het bos van de dieren Gelukkig is “bijna” niet “helemaal”, maar ik was blij dat ik de lichten van Apeldoorn zag.

Even later zag ik de lichten van een politieauto achter mij met een oplichtend bord “stop politie”. Brave burger als ik ben zette ik bij de eerstvolgende geschikte plaats de auto in de berm, met de pest in ook, want ik had er eigenlijk ’n beetje te flink de sokken in. Niet veel, maar toch, het zou niet de eerste keer zijn, dat ik voor zes kilometer te hard bekeurd word. Maar nee, niets van dat alles! “Of ik medewerking wou verlenen aan een blaastest”, vroegen de agenten beleefd. “Natuurlijk!”, zei ik, want met alleen maar rooibosthee achter de knopen heb je weinig te vrezen. “Flink blazen!”, zei de politieman, “doorgaan, doorgaan, doorgaan!”. Maar ik haalde het einde van de test niet met mijn longinhoud! “Nog maar ’n keer”, zei hij. Weer lukte het niet en ook een derde keer kwam ik adem te kort.

“Nou, mevrouw, ik geloof het wel, dat u geen alcohol hebt gedronken!”, zei de agent. “Ja”, zei ik “ik kan zoiets eigenlijk alleen maar als ik dronken ben!”. Ze konden er om lachen, maar ik zal toch wel iets aan mijn conditie moeten doen, denk je niet……?


Boekensteun…..

Onze jongste dochter was vorige week op een boekenmarkt en omdat ze weet, dat ik met dat tuinkasje aan de gang ga, bracht ze een boekje voor me mee, dat heet: “Handleiding voor het gebruik van een eigen kas”. Nu is het ook helemaal mijn eigendom, nou ja, in gemeenschap van goederen dan, dus dat komt helemaal goed.

Het boekje is geschreven door mevrouw A.F.Reinhold-Bouvy, die mijn bezigheden, waarschijnlijk hoofdschuddend, vanaf een wolk zal gadeslaan, want ze is in 1977 overleden. Hoe oud ze toen was weet ik niet, maar aan de foto achterop het boekje te zien, toen ze dus nog levend was, was ze zo ongeveer van mijn leeftijd toen die gemaakt werd. Een keurige dame met parelketting en een kassenhobby. Ze was specialiste op het gebied van bonsai en camelia’s.

Mijn interesse heeft dat niet direct, maar in het boek, dat ik intussen met veel belangstelling gelezen heb, staan veel behartigenswaardige tips, waar een beginner iets aan heeft. Achter in het boek staan “nuttige adressen”. Links op z’n ouderwets dus. Ik ben eens ’n beetje rond gaan klikken, maar driekwart van de firma’s, die genoemd worden, bestaat niet meer en is dus niet meer nuttig. En van al de secretaresses en secretarissen van de begonia-, fuchsia-, orchideeën-, azalea-, cactus-, chrysanten- en bonsai-vereniging zullen er ook nog weinigen in functie zijn, want het boekje zelf is uit 1978.

Dan ga je je ook afvragen of de kassen van de Gemeenteplantsoenen op de Kwekerijweg te Den Haag nog stééds elke tweede zaterdag van de maand van 9 tot 12 te bezichtigen zijn. Tijden veranderen. Maar de inhoud van het boek is eigenlijk nog up to date, want de plantjes groeien nog steeds richting de hemel. Mevrouw Reinhold heeft het al wel over bestrijdingsmiddelen en biologische vijanden, die je kunt inzetten als je planten worden bedreigd. De sluipwesp bijvoorbeeld.

Maar ze heeft het ook over “de kas als plek, waar men zich het hele jaar door, ook als het stormt, vriest of regent, ver van de roerige wereld ongestoord kan wijden aan een fascinerende hobby”. Kijk, daar doen we het voor. Ik ben benieuwd. Ons tuintje is….nou, wat zal ’t wezen?….8 x 6, dus zo heel ver van de roerige wereld zal ik mij niet bevinden. Maar dróóg wel en dat is toch mooi……


Boemerang…..

*Terwijl haar jongens al in de auto zitten, staat mijn dochter nog ‘even’ te praten met een vriendin. Waarop haar jongste van vier het raampje naar beneden draait en zegt: “Mama, ga je nou mee? Ik word hier wel zó moe van!”. Van wie zou dat een gevleugelde uitdrukking zijn, denk je….?