Vakkennis…..

Het was uiteraard uitstekend weer om naar een tuincentrum te gaan. Ik heb viooltjes gehaald en vergeet-me-nietjes. Die gingen per traytje van zes. Toen ik bij de kassa kwam bleek er op het hengseltje van de vergeet-me-nietjes geen prijsstickertje te zitten en de kassamevrouw moest een collega de winkel in sturen om te kijken wat ze kostten. Ik val als een blok voor vergeet-me-nietjes dus had niet eens gekéken naar de prijs. Niet erg bewust, ik weet het.

Het duurde erg lang voordat de collega terugkwam. Heel erg lang en dat werd de rij achter mij ook, want er was op dit redelijk vroege uur maar één kassa open. Je voelt je dan toch wat opgelaten, hoewel het oponthoud helemaal mijn schuld niet was.

De mevrouw ging bellen om te vragen of haar collega misschien verdwaald was of zo. “Wat moest ze dan doen?”werd er kennelijk aan de ander kant gevraagd. “Ze moest kijken hoe duur die blauwe bloemetjes zijn”. “Wélke blauwe bloemetjes?” veronderstelde ik dat er werd gevraagd. Want ze hebben bij Intratuin héél véél blauwe bloemetjes. De caissière raakte nu toch wel een beetje in paniek. “Ja, weet ik veel hoe ze heten: van die kleine blauwe bloemetjes!”. “Vergéét-me-nietjes!”, zei de hele rij, die ook wel es naar huis wilde, in koor.

“O, zijn dát nou vergeet-me-nietjes!” zei de kassadame opgelucht, “nou, dát vergeet ik niet meer!”. En toen kwam de collega terug met de boodschap dat ze qua prijs nog niet in de computer zaten. “Wat dóe ik dan nou?”, vroeg de caissière. “Doe maar net of het viooltjes zijn”, was het antwoord.

Dus nu heb ik vergeetviooltjes……..


’t Zal je kind maar wezen…..

Mijn zus is, net als ik, oma. Haar oudste zoon is een creatieve jongen die, in het vak waarin hij werkzaam is, leuke dingen moet verzinnen en daar nog geld voor krijgt ook. Hou het daar maar op, want anders wordt het te moeilijk om uit te leggen wat ie precies doet. Maar een datum als 1 april is zeer aan hem besteed.

Zijn twee zonen volgen in vaders voetspoor dus moest oma eens goed te grazen worden genomen. Van de twee jongens is de jongste nog ‘in de luiers’. Dat moet je even weten, want het wordt een vies verhaal. De oudste had in de grap die met oma moest worden uitgehaald trouwens een cruciale rol.

Mijn neef vond op een gegeven moment dat zijn jongste nodig moest worden verschoond. Hij legde hem daartoe op de tafel, maar riep even later tegen z’n moeder:”Mam, kom eens even kijken, want de ontlasting van dat kind ziet er zó vreemd uit, dat kan toch niet goed zijn?”. Toen mijn zus, op gepaste afstand, kwam kijken boog hij zich als verontruste vader voorover om te ruiken aan hetgeen uitgescheiden was en op dát moment duwde zijn oudste zoon, geheel volgens afspraak, zijn vader met diens gezicht in de luier.

Hij zat natuurlijk ónder! En oma stond als verstéénd te bedenken wat ze moest doen om haar zoon van al die smerigheid te verlossen! Waarop de jongste kleinzoon, liggend op de tafel met een brede grijns zei: “Ha, ha, oma, chocopasta!”.

Kijk, het wás 1 april en ja, het is allemaal familie van mij, de humor zit er nogal in bij ons, daar kan ik ook niks aan doen. Maar het woord “poep” is in dit verhaal niet gevallen, dat moet je me nageven……!


Op zoek naar het zesde zintuig…..

“Er is echt wel meer tussen hemel en aarde, hoor!”, zeggen mensen nog wel eens. Dat wil ik best geloven, maar het is toch wazige materie voor mij, hoor, al dat gepraat over aura’s, vibraties, doorgekregen boodschappen en sferen en zo. Ik ben er niet geschikt voor. Terwijl ik wel weet dat er mensen zijn, die sensibelgewijs gewoon meer ontwikkeld zijn. Maar ik denk dan dat veel zaken, die onverklaarbaar lijken, door toeval, samenvallen van omstandigheden, deductie en het paraat hebben van enig gezond verstand te verklaren zijn. Maar ik geef toe: soms wéét je ’t niet.

Om daar enig inzicht in te krijgen volgen we al een paar weken bij de KRO de ‘zoektocht naar het zesde zintuig’. Een groep kandidaten wordt daarin getest in hoeverre hun zesde zintuig ze in staat stelt van alles op te lossen, tot moorden aan toe, gebeurtenissen uit het soms verre verleden te analyseren, te verklaren of mensen zwanger zijn, misdadig of in het bezit van een donorhart, kortom de meest vreemde zaken aan het licht te brengen.

Als ze erin slagen dat met succes te doen komen ze een ronde verder. Er valt er elke week een af, die er niks van gebakken heeft en ik vraag me af of ze dan meteen hun bloeiende praktijkje als medium kunnen opheffen, want het is toch geen reclame zoiets, maar ja, dat zie ik te nuchter, denk ik.

Vanavond werd bekend wie als laatste drie overgebleven kandidaten ‘de finale’ hadden gehaald. Die drie waren zeer verguld met hun succes. Er werd getoond hoe ze alledrie dolgelukkig naar huis belden om het thuisfront te vertellen, dat ze ‘door’ waren. Een van de dames belde naar haar oude moeder. “Mam, met mij. Ik heb ’t gehááld! Ik zit in de finale!”, waarop die zei: “Dat wist je toch zeker al? Je bent helderziend!”. Ik bedoel maar, een mens naar mijn hart, die moeder…….


Torrenbos……

Er woont een meneer in Stadskanaal, de penningmeester van de Stichting Papoea Insecten, die in de tropische wouden van het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea de insectenwereld inventariseert. Er zijn daar nog vele onontdekte soorten die nog geen naam hebben. Volgens een persbericht kan die man zorgen, en dat kost je dan 1500 euro, dat een nieuw ontdekte tor of kever, een motje kan ook, dan jouw naam krijgt. Is dat mooi of niet?

Dus dat biologen op een gegeven moment tegen elkaar kunnen zeggen: “Kijk eens wat een mooi elsje ( met een kleine letter natuurlijk, want dan ben ik een ‘soort’) daar loopt!”. Dat zullen mensen nú nooit zeggen en op mijn leeftijd komt dat er ook niet meer van.

Maar kunnen ze nou niet veel beter namen verzinnen die een beetje in die regio passen? Desnoods met iets Latijn-achtigs erbij, zodat ze weten wie ‘m precies ontdekt heeft. Dat doen ze met planten en planeten toch ook? De penningmeester van de Stichting zal wel geld nodig hebben, maar hij kan beter wat anders bedenken. Straks loopt er daar een Frans Bauer-kever of een Moszkowitz-mier. Je kunt niet weten…

Ik doe trouwens geen moeite meer, hoor, want ik heb al een boom, die naar me genoemd is. Dat is meer dan genoeg. Bovendien wil ik eigenlijk alleen maar familie zijn van een lieveheersbeestje en daar zijn er alleen in Nederland al veertig verschillende van. En van die 1500 euro kunnen we mooi met vakantie. Naar de tropische wouden van Limburg of zo…..


Verkeersinzicht…..

Onze kleinzoon Koen weet best dat ie niet zomaar de straat mag oversteken. Al woont hij in een redelijk rustige straat het blijft erg gevaarlijk voor zo’n hummel als hij om zomaar van de stoep te stappen en dat is hem flink ingeprent.

Toen hij vanmiddag even bij me was begon ie er zelf over, dat hij toch wel eens alleen was overgestoken. “En dat mág niet!”, zei hij. Ik dacht: “Kom, ik doe er nog een schepje reality bovenop” en ik zei: “Nee, want dan weet je wel wat er gebeurt, hè?”. “Ja”, zei Koen, “dan ben ik plát!”.

Ik geef toe: het klinkt wat cru allemaal, maar zeg nou zelf: realistischer kun je het toch niet hebben over verkeersveiligheid…….?


Kindertelefoon…..

Bij de kapper was een moeder met een meisje van een jaar of drie. Alleen mama moest geknipt. Het dochtertje had twee staartjes met strikjes erin en dat wou ze zo houden, zei ze. Bij de kapsalon zijn ze voorbereid op meekomende kindertjes. Ze hebben bákken vol met speelgoed waar ze zich mee bezig kunnen houden, terwijl moeder onder de schaar of het mes is.

Het meisje had tussen het ruime aanbod een speelgoedtelefoontje gevonden, waarmee ze eens wat mensen ging bellen. Eerst oma en toen ging ze “ouwe papa” opbellen, zei ze. Toen nog even naar hun huis, waarop ze de kapster meldde, dat ze een beetje moest opschieten met mama, want dat papa Jaap al thuis was. Zo, toen wist iedereen zo’n beetje hoe de familie in elkaar zat.

Vervolgens belde ze met haar opa om belangstellend te vragen “hoe het met zijn billen ging”. Iedereen schoot in de lach, waarop de moeder wel moest uitleggen, dat opa onderuit gegaan was en dramatisch op zijn zitvlak terecht was gekomen, waardoor hij dagen niet had kunnen zitten.

Het kind genoot uitgebreid van haar succes, ze bleef maar bellen. Na elk gesprek zei ze: “Doei! Lof joe!”. Voorgeprogrammeerd is ze dus al………


Ambassadepersoneel…..

Je kunt je als land in een ander land laten vertegenwoordigen door een ambassadeur. Dat is een diplomatiek hoogstaande functie en je wordt het niet zomaar. Je bent het visitekaartje van je land en als er wat aan de knikker is word je op het matje geroepen. Je wordt benoemd en beëdigd door de koningin, moet in het land waar je wordt benoemd ook je geloofsbrieven gaan overhandigen ten teken dat je de enig echte ambassadeur bent, aangesteld volgens alle regels. “Geloofsbrieven”, dat vind ik trouwens een mooi woord, het is vast al een heel oud begrip.

Als je ambassadeur wordt voor een goed doel word je gewoon gevraagd, omdat je een bekende kop hebt. Ik twijfel heus niet aan de goede bedoelingen van al die BN-ers, maar het wordt zo modieus.Net als dat woord ambassadeur. Als je jezelf nou gewoon “vertegenwoordiger” noemt van dat goeie doel, dat zou toch ook kunnen? Er wordt nu wel erg veel gereisd met een cameraploeg om de “ambassadeur” goed uit te laten komen .

Ik kom er eigenlijk op doordat ik een pagina-grote advertentie zag van Joke Bruijs, ambassadrice voor de handelsfirma PractiComfort, die hulpmiddelen voor bejaarden levert. Zoals daar zijn: scootmobielen, trap-en badliften, stoelen die je lanceren zodat je daar makkelijker uit opstaat, badkuipen met ’n deurtje voor de makkelijke instap en nog veel meer. De uitspraak van deze “vertegenwoodigster”, vermeld in de advertentie: “Pluk de dag, geniet van je leven, leef wat je kan”.

Afgezien van het feit, dat ik het erg lelijk Nederlands vind, denk ik dat je voor deze raad niet per se op leeftijd zou hoeven zijn. Maar Joke moet het geld, dat ze verdient met dit reclame-“ambassadeurschap”, waarvoor ze vast geen geloofsbrieven heeft overhandigd, maar overmaken naar een goed doel………


Oranjebitter……

‘k Heb wel een beetje te doen gehad met onze kleinzoon. Hij is 7 en mocht met zijn vader en opa mee naar de wedstrijd Nederland-Roemenië in de Kuip. Dat lijkt me voor zo’n jochie (dat nota bene ’s morgens met zijn eigen elftal Beekbergen f-4 met 7-4 gewonnen had van Klarenbeek!) een geweldige belevenis, zo’n immens stadion vol met verwachtingsvolle voetbalfans. Ik heb mijn kleinzoon voor vertrek niet gezien, maar hij was vast helemaal oranje, want hij is een fanatiek aanhanger van het Nederlands elftal. Hij heeft er zelfs het Wilhelmus voor uit z’n hoofd geleerd.

Dat klonk deze keer wel goed in het stadion, hoewel ik het nog steeds zonde vind, dat ze niet gewoon een stevige orkestopname op de speakers zetten bij de volksliederen. Zo’n schnabbelende solist zonder begeleiding klinkt zó ielig. Hoewel, ik vond die Roemeense volksliedzangeres, die aan het Rotterdams conservatorium studeert, een prachtige stem hebben. Veel te mooi voor een voetbalstadion.

Maar dat was dan ook het enige prachtige, want wát een wedstrijd, zeg! Mijn kleinzoon had toch minstens zeven doelpunten moeten zien! En dan aan de goeie kant graag. Ik begin ook een beetje de balen te krijgen van dat stoïcijnse gezicht van Van Basten als ie in beeld komt. Dat een coach rustig is komt misschien zijn team ten goede, maar zo’n karatetrap als die van Van Gaal is toch ook wel aardig op z’n tijd. En Hiddink kon zich ook wel eens leuk opwinden. Maar dat Van Basten ooit naar de tribune zal worden gestuurd door de scheidsrechter of de vierde official vanwege uitbundig gedrag lijkt me hoogst onwaarschijnlijk.

Ik had mijn kleinzoon, en de rest van het stadion trouwens ook, een betere wedstrijd gegund. De Roemenen deden of ze gewonnen hadden, zo blij waren ze. Maar ze kunnen alleen maar goed timmeren. Het doel dicht. Ik, die best een fanatiek meelevende kijker ben, heb zitten lezen en borduren gedurende de wedstrijd. En geen stéékje verkeerd, hoor! Kun je nagaan hoe spánnend ’t was………


Enge man….

Iedereen weet, dat je goed moet opletten als je staat te pinnen. Dat doe ik ook wel, maar nou ook weer niet zo krampachtig voorzichtig. Maar gistermiddag stond ik mijn boodschappen af te rekenen bij de scanmachine van de supermarkt, toen er een man vlák achter me kwam staan. Het was wel druk, maar zo opdringerig was overdreven.

Gelukkig had ik mijn pincode al ingegeven dus die kon ie niet meer afkijken en de procedure was bijna afgerond. De kassabon was al bezig met afdrukken. Ik durfde me eigenlijk ook niet om te draaien, want ik had vanzelfsprekend gewoon tegen die man moeten zeggen: “Hé, zeg, ga es even ’n endje achteruit! ik heb ruimte nodig”. Maar het voelde ’n beetje eng. Uit m’n ooghoek zag ik een zwarte jas en hij hijgde nog net niet in m’n nek, maar het was een nare gewaarwording dat ie zo akelig dicht achter me stond.

Toen ik me toch omdraaide om weg te lopen keek ik in de ogen van mijn bloedeigen jongste zoon die, toen hij op weg naar ons huis uit de bus stapte, bij het winkelcentrum onze auto had zien staan en concludeerde dat we wel boodschappen aan het doen zouden zijn. Wat eigenlijk heel slim van ‘m was, maar zo is ie. Dat vond hij ook meteen een mooie gelegenheid om z’n moeder even kippenvel te bezorgen. Want dat had ik best wel ’n beetje. Van de tompoezen die ik had gekocht, omdat ik wist dat ie kwam, heeft hij er evengoed een gehad, want zo ben ík dan wel weer. Heel vergevensgezind…….


Wie? Wat?Waar?Hoe?…….

Een woord, waarvan ik nog nooit gehoord had: keuzestress. Dat hebben wij namelijk met z’n allen, een enkeling daargelaten. Er is te veel aanbod in van alles. Te veel merken aardbeienjam, kattenvoer, mobiele telefoons, abonnementen, computers, auto’s, vakanties, je kunt je gas, je stroom, je water afnemen van allerlei aanbieders en verzekeringen, financiële diensten met grote gevolgen kun je niet zomaar afsluiten voordat je je grondig hebt georiënteerd. Je wordt er gék van!

Je hebt mensen, die het léuk vinden om het goedkoopste alternatief uit te zoeken voor iets, maar daar moet je de tijd voor nemen en hebben. En heb je die niet, dan krijg je gewoon keuzestress. Bij het zorgstelsel dat vorig jaar werd ingevoerd, is maar 20% van de mensen daadwerkelijk overgestapt naar een andere verzekeraar. In veel gevallen heeft de rest dat niet gedaan. Niet omdat ze niet anders hadden gewild, maar omdat ze door de bomen het bos niet meer zagen en dus dachten:”Láát maar! Mij teveel rompslomp”.

In het artikel dat ik las in de krant kwam een hoogleraar economische psychologie aan het woord. Dat zal wel zo’n man zijn, die o.a. alles weet van hoe je een supermarkt zo inricht, dat de mensen het dure merk nemen van iets dat op ooghoogte staat, terwijl je voor het goedkopere huismerk moet bukken. Ik buk heel wat af, zodat ik geen keuzestress hoef te hebben naar welke sportschool ik moet. Hoewel, die rugklachten laatst….?Nou ja, die hoogleraar had het erover dat keuzevrijheid een mooi begrip is, maar dat het keuzestress oplevert omdat mensen er niet mee om kunnen gaan.

Er zijn trouwens al winkels en restaurants die inspelen op keuzestress. Ze bieden gewoon minder aan. Wij eten wel eens in een restaurant dat een beperkte kaart heeft. Dat weet je dan. Er is altijd wel iets van je gading bij, hoor, het is lekker, niet al te duur en ze vernieuwen de kaart maandelijks. Daar krijg je dus geen keuzestress van. Bij de chinees neem ik vaak hetzelfde, omdat daar zo véél op de kaart staat en je de ober niet wilt laten wachten vanwege je getwijfel, want die heeft meestal meer te doen. Dus misschien is dat wel een ander soort stress.

Modeketens Zara en H&M houden hun aanbod ook opzettelijk beperkt, zeggen ze, maar wisselen de collecties wel vaak. Je ziet als klant dus niet al te veel tegelijk en dat schijnt succesvol te zijn. Dat helpt de consument, die dan niet te veel tijd kwijt is aan wat er niet hangt. Snap je ’t nog? Kopen en wegwezen. Van het eerste zo veel mogelijk en het tweede zo snel mogelijk. Economische psychologie, je zou d’r stress van krijgen. Gisteren had ik trouwens bij het derde brilletje mijn keuze al gemaakt, ondanks die tientallen monturen en heel ontspannen, hoor!…….Mooi, hè?