Beaches…..

.....beaches, zon, wind en water.....

…..beaches, zon, wind en water…..

Het is hier, heel zielig voor jullie en geloof me, we leven heel erg met jullie mee, elke dag zonnig met een temperatuur van 28, 29 graden. Queensland is prachtig en heel relaxed. Er is niemand die er niet bij loopt als een ontspannen vakantieganger, terwijl ie toch gewoon moet werken voor zijn baas.

We passen ons maar aan, dan val je niet zo op. Wij zijn via onze familie lid van alle beachclubs in de buurt,met toegangspas en al. Leuk, hoor, om daar ontspannen mee te zwaaien naar de mooie surflady  achter de balie. Het heeft een apart sfeertje zo’n beachclub. Luxe en toch ook weer niet,  want er komen allerlei ‘gewone’ mensen, oudere dames, die met een tasje op schoot zitten te gokken aan zo’n machine,waarvan er vaak een hele rits in een aparte ruimte staan. Je kunt het beste meteen op het terras gaan zitten met het uitzicht op de surfers en de moeders met de kinderen, die allemaal in de gaten worden gehouden door de beachwatch. En een drankje op dat terras van ons hoort er natuurlijk ook bij, want je verstookt hier heel wat zweetdruppels, hoor!

Nou, dat is zo ongeveer hoe we hier onze eerste dagen hebben doorgebracht. Met het bezoeken van beachclubs met prachtige praktisch lege stranden, hoewel het hier vakantie en dus toptijd is en dat komt natuurlijk omdat het iets groter is dan Zandvoort of Noordwijk.

We vliegen een dezer dagen ook nog even naar mijn neef in Melbourne met mijn zus. Een ‘busreisje’ naar Aussie- begrippen. Dat vinden we ook erg leuk. Het is zo’n tweeënhalf uur vliegen. En het is er al iets koeler, hoewel het er nog wel behoorlijk fikt in die buurt. Mijn neef heeft een nieuw huis dat zijn moeder, mijn zus, ook nog niet heeft gezien. Dat komt dus mooi uit allemaal. Tot zover dus maar voor vandaag. Onze gastheer heeft weer lekker gekookt, want dat kan ie! Gaan we dus maar eens soldaat maken. Deze weblogger heeft het onbehoorlijk goed naar haar zin, mensen……


Reisverslag……

Zo,we zijn dus Down Under,zoals dat heet. We vonden het een hele zit, maar de reis alleen al was zeer de moeite waard vanwege al die interessante ontmoetingen!  Omdat we dus assistentie hadden geboekt op de vliegvelden waar we kwamen en dat waren d’r maar vier, Amsterdam, Dubai, Singapore en Brisbane, konden we ook leuk de verschillen in al die helpers zien.

In Amsterdam was alles goed geregeld nadat we ons eerst hadden gemeld bij een balie, waar we ons een rotje naar gezocht hebben en blij waren dat onze zoon nog bij ons was. Tot in het vliegtuig is deze dame bij ons gebleven. In Dubai en Singapore ging het anders. Daar stonden mannetjes al in de slurf te wachten op de kneusjes,excusez le mot, die meestal al in een rolstoel zaten of er in werden gezet. Die behandeling kreeg mijn persoonlijk gerelateerde kneus ook. Of hij wilde of niet hij ging in een wheelchair vervoerd worden. Ik moest er in sprint tempo achteraan. Dat was sport technisch gezien natuurlijk heel goed voor mij!

In Dubai troffen we Abdul. Een verduiveld mooie jongen, die ons tijdens de verre wandeling, want mijn God of liever : mijn Allah, wat zijn dat een einden lopen op zo’n airport, geprobeerd heeft ons te bekeren tot de islam. We moesten toch echt de koran lezen. Waar we vandaan kwamen, vroeg ie. The Netherlands, zeiden we. Is that South America or Asia? Vroeg hij toen. Oh, Europa! Hij had er nooit van gehoord. Wij maar denken dat we beroemd zijn, ha, ha!

In Brisbane was het midden in de nacht, nadat we uit Singapore kwamen en eigenlijk ‘ beetje een rommeltje. De ‘ontscheping’ duurde heel erg lang en toen kon ik de koffer nog moeilijk vinden omdat er erg veel hetzelfde zijn. Maar ik had een rood lint aan de onze geknoopt en dat bleek uiteindelijk wel slim. En toen kwamen we buiten in de hal en daar stond ze, mijn kleine zus met haar Kloris! Ja, zij heeft er ook een.  Toen begon onze vakantie! Dit wordt een vervolgverhaal…….see you, mates!


Bijna weg…..

Ons laatste weekend voor vertrek naar Australië. Maandag a.s. gaan we. Ik vul de koffer, waarvan mijn zus zei: “Neem niet teveel mee, want je hebt ’t niet nodig.” Ondanks die raad zit mijn denkhoofd vol met dingen, die ik niet mag vergeten. Ons huis blijft bewoond achter dus daar maak ik me geen zorgen over. Dat is een hele rust.

We missen helaas een paar verjaardagen, maar onze dochter viert haar verjaardag a.s. zondag twee dagen te vroeg dus dat is alvast mooi geregeld. Onze oudste kleinzoon wordt zonder ons ook wel 14 en we hebben ’n heel jaar over om daarvan te genieten. Feliciteren via de social media kan toch wel.

Maar ik moet bijvoorbeeld allerlei opladers niet vergeten. Ik haal die dingen altijd door mekaar omdat ze verdorie allemaal zwart zijn. Zit ik met een telefoonoplader te prutsen in mijn fototoestel en andersom. Mijn tablet en de telefoon zijn gelukkig hetzelfde van oplader, maar ik moet er maar even etiketjes opplakken.

Er moeten medicijnen mee om deze bejaardenclub overeind te houden. Klinkt erger dan het is, hoor, maar toch. Toiletspullen hoeven niet mee, want die staan al in onze (eigen!) badkamer klaar, zegt zus. Ze doen bij vliegtuigmaatschappijen moeilijk over van alles en nog wat. Ik zou willen dat ik wat bereisder was. Onze vakanties zijn gewoon te simpel. En onze vorige reis naar Australië is alweer tien jaar geleden, toen ik een nog redelijk jong-bejaarde was.

Nu hebben we hulp gevraagd op het vliegveld, omdat dat kon. Maar dat kon alleen geregeld als er iemand plaats nam in een rolstoel. “Nou, dan ga ik er toch lekker bij zitten?”, zei mijn blinde kloris. Die ziet dat wel zitten. En misschien hebben ze wel van die leuke golfkarretjes ook.

Hij heeft trouwens een nieuwe uitschuifbare blindenstok gekocht. Het ding glimt je van nieuwigheid tegemoet, zo wit en die rode bandjes zien er feestelijk uit.  Die stok gaat ie gebruiken ook, want we hebben gemerkt dat dat helpt om mensen snel plaats voor je laten maken. De jongens zeiden vroeger al als ze met hun vader een beurs bezochten of zo: “Pa, je hebt je stok toch wel bij je, hè ?”

Kijk, misbruik is gemeen en vals, maar gébruik maken van een lichamelijk ongemak kan ergens wel handig zijn. En daarna schuift ie ‘m in elkaar en stopt hem weer in zijn binnenzak onder het motto: “Als ik de ene ‘knuppel’ bij me heb, hoef ik de andere niet.” Die ‘knuppel’ ben ik dus, hè, maar dat voelt gewoon als een erenaam, hoor…..!


Exit…..

Er is alweer ’n bekende van ons overleden en nog in onze leeftijdscategorie ook. Een oud-collega, die jarenlang werkzaam was in de creatief/technische hoek van ons revalidatiecentrum. ’n Techneut eerste klas. Hij heeft heel wat mensen weer op de rails gezet, nadat ze door hun visuele handicap dachten niks ‘handigs’ meer te kunnen doen.

’n Grappenmaker was ie ook en wat dat betreft moest je op je hoede zijn. Als vrouwelijke collega’s helemaal, want hij had de onschuldigste blauwe ogen van de wereld: je trapte er vierkant in. Zo hadden wij in de Tour-de-France-weken altijd een poule, waar veel mensen aan meededen. Altijd in groepjes van drie personen, die zich van fraaie namen bedienden zoals “Cum Fraude”, “List en Bedrog”, “De Pedaalridders”  en nog wel meer mooie verzinsels. De stand werd dagelijks bijgehouden door een andere ijverige collega. Aan het eind wachtte de winnaars een aardig bedragje.

Onze collega, die wij natuurlijk blindelings vertrouwden, adviseerde dan de meestal vrouwelijke collega’s, die er niet zoveel verstand van hadden. Hij heeft mijn team “De Alpenzusjes” eens ’n naam doorgegeven van een renner die allang  afgestapt was. Wisten wij veel. “Ja, hoor es, dat is tactiek”, zei hij.

Bij ons thuis heeft hij in het cavia-rennetje, dat wij ’s zomers in de tuin hadden voor de kinderen, eens stiekem een cavia gedropt, die hij zelf kwijt moest. Wij hadden drie vrouwtjes, dat vonden wij wel genoeg. En we telden ze niet elke dag.  De illegale bezoeker bleek echter een mannetje en binnen de kortste keren was Cato, een van de dames, dus zwanger. “Leuk toch?”, zei Herman met een grijns.

Zo was hij dus. In zijn rouwadvertentie stond ook, dat hij tot het laatst z’n familie op de been heeft gehouden met zijn grapjes en zijn humor. Dat hij gestorven is aan dezelfde rotziekte als zijn vrouw, alweer 12 jaar geleden, is dramatisch voor zijn kinderen. Maar we houden ‘m heel graag in herinnering, deze collega…..


Als ik maar niet hoef…..

Er zijn mensen op deze planeet, die een enkele reis naar Mars willen. Dus met de wetenschap dat ze nooit meer terug kunnen. Hoe zit je dan in elkaar, vraag ik me af.  Ik las een interview met een jongen van twintig. Student antropologie. Volgens mij leer je dan hoe de mensheid in elkaar zit qua allerlei constructies. Dat zal als je op Mars belandt wellicht handig zijn.

Er hebben zich in eerste instantie meer dan 200.000 mensen aangemeld. De groep is inmiddels gereduceerd tot iets meer dan duizend en uiteindelijk moeten het er zo’n veertig worden. Je moet dus waarschijnlijk van goeden huize komen en in ieder geval fysiek en psychisch goed in mekaar zitten. Er volgt dan een training van acht jaar, ze gaan niet over één nacht ijs, dat merk je wel.

In die tijd zullen die mensen hun aardse relaties moeten zien af te bouwen, want toekomst zit daar natuurlijk niet meer in. Als je pas twintig bent lijkt me dat toch lastig. Een aardse vriendin begint niet aan jou en als je d’r al een hebt moet je haar dumpen. Jammer maar helaas. Misschien zit er bij die veertig uitverkorenen nog een leuke tante, maar dat weet je niet.  Je ouders weten waarschijnlijk al dat je als zoon verloren bent en zitten zich alleen maar af te vragen wat ze verkeerd hebben gedaan in de opvoeding.

En geselecteerde vrouwen die  in die acht jaar kinderen zouden  willen moeten dat maar op de lange baan schuiven, want dat moet natuurlijk een Marskind worden, vanwege de opbouw van de gemeenschap. Marskinderen heb je hier trouwens ook al, hoor!

Je kunt op Mars niet ademen in de buitenlucht, las ik. Je moet altijd binnenblijven. Daar zou ik niet aan moeten denken, zeg! Ik krijg het nu al benauwd. Maar die antropologie-knul schijnt dat helemaal niet erg te vinden, zo te zien. Aanleg voor kamergeleerde waarschijnlijk.

Nou ja, de groep wordt geacht met elkaar een gemeenschap op te bouwen. Weet je, ik denk dat die acht jaar training dan veel te krap is. We hebben hier toch genoeg ervaring hoe mis zoiets kan gaan, zou je zeggen. Dus ’n generatie of twee? Zou dat niet beter zijn? Het opzetten van een aardse woongemeenschap is soms al een hele toer…..

 


Lummelen…..

Rare dagen met die kerst zo midden in de week. Wij hebben, als niet meer in het arbeidsproces meedraaienden, wel vaker, dat je even aan elkaar moet vragen: “Wat voor dag is ’t nou vandaag?” Dat zou heel relaxed moeten zijn, maar een beetje wazig is ’t wel natuurlijk. Alsof je er maar wat op los lummelt en dat is niet zo. Ik las in de krant een column van Tommy Wieringa, waarin hij een uitspraak van Vonnegut aanhaalt: “We zijn hier op aarde om rond te lummelen en laat niemand je iets anders wijsmaken.” Die spreuk ging ie ophangen in zijn werkkamer als motto voor het nieuwe jaar.

Maar goed, we hebben de kerstdagen weer gehad. Waren gezellig hier, iedereen weer gezien en dat alleen is al leuk. Er is ziekte in de familie en dat is wel vervelend. Mijn zus, de Nederlandse en niet de Australische, ligt in het ziekenhuis. Van de Australische ligt de partner in het hospital. Mijn zus vond het helemaal niet zo erg om met kerst in het ziekenhuis te zijn. Vanwege de rust en het veilige gevoel. Maandag mag ze weer naar huis, omdat het alweer wat beter gaat en de dokter zegt, dat ze de rest van het herstel ook thuis kan doen. Minder rustig, dacht ze zelf. Maar dan moet ze maar, net als in het ziekenhuis, bezoekuren instellen.

Ik was gisteren ook nog even bij mijn buurvrouw, die zo’n drie weken geleden na 63 jaar huwelijk haar man verloor. “Ik begin nu eigenlijk pas te beseffen, dat hij écht niet meer terugkomt”, zei ze. Ze is deze dagen veel bij haar kinderen en ze rijdt gelukkig nog graag en goed auto, maar zo’n gedachte……ga er maar aanstaan.

Dat rondlummelen is volgens mij toch geen optie, Kurt…..!


Voordeelaanbieding…..

Mijn kloris loopt tegenwoordig neuriënd door ’t huis. Waarom is ie dan zo blij, zul je vragen. Nou, in paginagrote advertenties in de krant wordt hem door een blindenhulpverleningsinstantie duidelijk gemaakt, waarom hij zo tevreden mag zijn dat hij blind is.  Dat heeft namelijk vele voordelen, waarvan hij zich tot nu toe wellicht niet bewust was.

Hij is bijvoorbeeld niet bang in het donker. Nou is ie voor niks en niemand bang, dus dat duistere voordeel was ‘m nog niet zo opgevallen.

Hij heeft geen last van hoogtevrees. Ha, ha! Nou, mooi wél! Hij vindt het helemaal niks als ie staand op een keukentrapje een gordijn moet ophangen van mij. Niet veel meer dan ’n meter van de grond, maar ik moet ‘m voor de zekerheid wel even stevig vasthouden. Wat op zich natuurlijk wel weer een leuk voordeel is.

Ze zeggen, dat het ook een voordeel is als je kunt lezen in het donker. Daar moet ik jullie nog een mooi staaltje over vertellen, zeg. Hij studeerde nog toen we al getrouwd waren. Naast z’n werk,  dus het kwam nogal eens voor dat ie z’n leerboeken mee naar bed nam. Brailleboeken wel te verstaan. Op onze slaapkamer was geen verwarming ( dat had je toen nog niet, hè) dus meneer las ónder de dekens. Wel in ’t donker. Maar elke keer, bij het omslaan van een bladzijde ging de hele handel van lakens en dekens ( die had je toen nog, hè) een eind naar boven. Een koude vlaag was het gevolg en dat sliep érg onrustig voor mij, dat kan ik je wel vertellen. Dus praat mij niet van het voordeel van in het donker lezen door een blinde bedgenoot.

‘Ik beoordeel je niet op je uiterlijk’  is er ook een die gebruikt wordt in de reclameactie van Bartiméus. Nou is dat iets dat eigenlijk voor iedereen zou moeten gelden en waarmee mensen die blind zijn het wat makkelijker hebben. Maar die zijn 
ook menig keer bedonderd, met geld en zo en als ze het ongure uiterlijk van zo’n onverlaat hadden kunnen zien was het ze waarschijnlijk niet gebeurd. Dus vind ik die slagzin meer een uitnodiging dan een voordeel, maar dat is mijn wantrouwende inborst. Op het revalidatiecentrum voor blinden en slechtzienden waar wij werkten speelde het uiterlijk inderdaad niet mee. Iedereen had hetzelfde probleem: blind of  zeer slechtziend zijn. Bruin, zwart, geel of wit blind maakte niet uit.

Mijn kloris heeft natuurlijk nóg een voordeel en daar hebben ze het niet eens over in de reclamecampagne: elke afspraak die hij buiten de deur heeft is ’n blind date! Mooi, hè, blind zijn…..?


Praatstoel…..

Toen we van de week bij de kapper waren omdat er weer wat snoeiwerk moest worden verricht, troffen we bij het op elkaar wachten ( we gaan als familie-uitje altijd met z’n drieën tegelijk)  een man, die duidelijk om een praatje verlegen zat. Nou was dat geen wonder, want hij wachtte op zijn vrouw, die het volledige behandelpakket had besteld en hij zat er dus al úren.

Binnen vijf minuten hoorden we zo ongeveer zijn hele levensgeschiedenis. Sommige mensen hebben dat. Die praten niet over het weer of zo, maar over heel persoonlijke dingen. Hij was bijna tachtig, kwam oorspronkelijk uit Indonesië, woonde eerst in Den Haag, toen in Haarlem en nu in Vaassen. Nou, daar hebben wij ook gewoond dus dat gaf wel weer een band, zullen we maar zeggen.

Vervolgens maakte hij gewag van het feit, dat hij alleen maar dochters had gekregen en een zoon erg had gemist. Zijn vrouw zat onder de kap dus die hoorde gelukkig niet van zijn leed. De reden was onder andere dat hij graag met een zoon naar het voetbal was gegaan. Als Ajaxfan had hij al eens beleefd, dat hij een heel belangrijk doelpunt van Cruijff had gemist, omdat de dochter van tien,  met wie hij in het stadion was,
net op dat moment moest plassen. Dat was ‘m met een zoon niet overkomen, zei hij.

De man zat enorm op z’n praatstoel en we kwamen er dan ook maar mondjesmaat tussen. En dat hoefde voor hem ook niet. Er zat nóg ’n meneer aan de leestafel te wachten op z’n vrouw en toen wij zover waren dat we onze jassen aantrokken om te vertrekken, richtte hij zich enthousiast tot deze nieuwe gesprekspartner.

Maar die had vriendelijk glimlachend een afdoende manier om hem de mond te snoeren. “Praat u maar niet tegen mij, ik heb mijn gehoorapparaten thuis laten liggen. Laat u mij maar lezen!” Als het ’n slimme smoes was, moet je wel boven ’n bepaalde leeftijd zijn, hoor, om ’n beetje geloofwaardig over te komen……


Kaarsrecht…..

Onze kerstboom staat er. We hébben ’n kunstboom op zolder, maar die mag een jaartje overslaan. Er staat nu een echte. Die kan na nieuwjaar gewoon naar buiten en daarna de grond in omdat ie ’n kluit en wortels heeft. Of dat allemaal wil lukken ligt natuurlijk aan een heleboel factoren, onze frequentie van watergeven, de diverse temperaturen en uiteraard in de eerste plaats aan de boom zelf. Of hij er nog zin in heeft na al het gefriemel aan z’n takken.

Onze kerstboom van 1985, het eerste jaar dat we kerst vierden in dit huis, staat het  in de voortuin, inmiddels  boven het dak uitstekend naar zijn zin te hebben. Met als versiering  levende vogeltjes.

Dat we het dit jaar zo doen met ’n echte boom is ook omdat we in januari een maand weg zijn naar mijn zus en het opruimen van de kerstbende niet teveel tijd mag kosten. De boom is niet zo groot, wel ’n pietsie scheef ook, tja, de natuur, hè? Daar hadden we met die kunstboom geen last van. Elk jaar kaarsrecht, daar kan je op rekenen.

Maar we hebben geen gedoe met lampjes en dradenzooi. Ik had op internet led-kaarsen gezien, waar batterijtjes in moeten en die met ’n klemmetje de boom ingaan. Je dooft ze met een afstandsbedieninkje.

Het staat eigenlijk heel ouderwets, die rechtopstaande kaarsen in een levende boom, maar een en ander is natuurlijk wel hartstikke modern geregeld door deze vrouw.  Dat je het maar weet…..