“Hier onderwijst men de jeugd!” werd vroeger bij ons thuis geroepen als iemand iets stoms of minder geschikts voor aanwezige jeugdige oortjes zei. Waar die uitdrukking vandaan komt weet ik eigenlijk niet. Het zal wel ergens op een school gestaan hebben of zo. Maar de plekken waar men nú de jeugd onderwijst beginnen steeds meer ’n ‘probleem’ te krijgen, omdat met name de basisscholen eigenlijk te veel juffen voor de klas hebben. Sommige scholen zelfs alléén maar vrouwelijke leerkrachten. Ze hebben het dan over ‘verjuffing’ van de scholen.
Vroeger was dat best gestructureerd. De eerste, tweede en derde klas had je een juf en vanaf de vierde een meester. En het hoofd was sowieso een man, helemaal als het een christelijke school betrof. Zo ging het op de meeste scholen. De voornaam van je leerkracht was je als kind al helemáál niet bekend. De klassen waren groot. Dat je met z’n achtenveertigen in één klas zat was geen uitzondering.
De juffen waren ook allemaal juffrouwen, want als ze trouwden werden ze ontslagen, zoals trouwens ook in andere beroepen gebruikelijk. Nou, de juffen hadden dus meestal de klassen met de jongere kinderen, terwijl de meesters de oudere koters onder hun hoede hadden. Kennelijk vond men dat, zodra de staartdelingen en de breuken in zicht kwamen, die kennis beter door mannen kon worden overgebracht. Ha, ha, stáártdelingen! Kinderen weten niet eens meer wat dat zijn, vinden het alleen maar een gek woord. Maar ik vond ze leuk en duidelijk ook.
Met die juffen-en meestersdeling begon het in mijn tijd trouwens al anders te worden, hoor, maar op veel scholen was die vanzelfsprekendheid nog aanwezig. Maar jammer is het wel, dat nu minder jongens voelen voor het vak van onderwijzer. Ik las ergens, dat het ook komt door de Pabo-opleiding. Een mannelijke leerkracht vertelde, dat hij zich de Pedagogische Academie herinnerde als een ‘knip-en plakschool’. Dat hij, terwijl zijn vrienden op de Heao zich bezig hielden met het schrijven van beleidsplannen, blaadjes liep te zoeken in het bos voor een herfstcollage. Ook kleuterliedjes moeten zingen voor de klas vond ie niks.
Nou lijkt mij zo’n herinnering wel wat overdreven, ze zullen echt ook nog wel wat anders hebben gedaan, maar in dat kader herinner ik me de kweekschooltijd van mijn broer die, terwijl hij uitstekend gitaar kon spelen toch blokfluit moest leren spelen. Dat oefende hij als huiswerk dan thuis boven op z’n kamer, met onze hond jankend onder aan de trap, want die kon er helemaal niet tegen!
Alles is veranderd, de tijden, de kinderen, de eisen die gesteld worden aan de onderwijskrachten. De meesters en de juffen hebben een moeilijke en verantwoordelijke taak om het gemêleerde jeugdige volk, dat ook niet meer zo volgzaam in elkaar zit als in oma’s tijd, het nodige bij te brengen op een manier die hout snijdt.
En wat die ‘afwezige’ meesters betreft: een oma vroeg eens aan haar kleinkind of hij na de grote vakantie een nieuwe meester of een nieuwe juf kreeg. “Een juf”, zei het kind “op onze school zijn haast geen meesters, want die moeten werken.” Leerkracht op een basisschool is dus eigenlijk gewoon een vrijwilligersbaantje……..