Levertijd…..

Casaspider kan trots zijn. Wie zijn weblog volgt weet dat ie in Rijen woont. En nu las ik dat een meisje, van nog maar 24 jaar en uit zijn woonplaats, de jongste doctor ooit is geworden, die is afgestudeerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze promoveerde op een onderzoek naar “gezwollen levers”. Dat lijkt me een bijzonder nuttig onderwerp voor een Brabantse en zo net voor ‘de carnaval’ gepresenteerd: dát is nog es timing, zeg!

Deze hooggeleerde vrouw is na haar studie geneeskunde eerst begonnen aan haar proefschrift en dat schijnt een volgorde te zijn, die niet vaak voorkomt. De meeste geneeskundig afgestudeerden lopen eerst co-assistentschappen en gaan daarna al dan niet proefschrijven.

Zo’n leeftijdsrecord is natuurlijk aardig. De één wil om die reden in een zeilboot de wereld rond en de ander wijdt zich aan de gevolgen van een opgezwollen lever. ’t Is veel werk allemaal, maar je haalt zo wel de krant …….


Het nut van een voordeur….

Straks ga ik spekpannenkoeken bakken. Ik moet nog steeds wennen aan die extra ‘n’ bij pannenkoeken. Ik vergeet ‘m nog wel eens, vooral omdat ie bij paddestoelen weer niet hoeft. Ik vraag me af hoeveel pannenkoekenhuizen hun gevels, vlaggen, zonneschermen en uithangborden hebben moeten vernieuwen alleen en uitsluitend om die stomme ’n ‘. Nou ja, ik ga dus pannenkoeken bakken.

Dat heb ik eerder deze week al bedacht, dat ik dat ging doen. Want we doen anders elke dag even boodschappen, maar nu het zo koud is (en er is hier gisteravond alwéér een flink pak sneeuw naar beneden gekomen!) plan ik de inkopen anders. Alsof we op Nova Zembla zitten! Zodat we, als het niet nodig is, er niet uit hoeven. En dat is wátjesgedrag, ik weet ‘t.

Ik heb ook net de stand van onze watermeter digitaal doorgegeven. Daar komt sowieso niemand meer voor aan de deur. We liggen nu zelf op onze buik met ’n lampje in het luik bij de voordeur te loeren. Zo hou je het als waterschap goedkoop door de meteropnemers af te schaffen en je houdt je klanten lenig. Onze gas- en elektriciteitsmeters werden al op afstand uitgelezen. Dus voor wie moet de voordeur eigenlijk nog open? Voor ’n verdwaalde collectant misschien. De rest van onze bezoek komt namelijk achterom……..


In hart en nieren…………

Je ziet deze week wel érg veel harten in de reclame vanwege Valentijnsdag, de dag die je vroeger helemaal niet had. Je verkering wist zo wel hoe je over ‘m dacht. Vandaag de dag staan die harten symbool voor liefde, die je alleen maar kunt bewijzen door op z’n minst een kaartje te sturen, maar liever nog geld uit te geven aan een mooi Valentijnscadeau. En je hart weg te geven natuurlijk, maar misschien had je dat allang gedaan!

In dat verband las ik in de krant, dat er een lespakket is gemaakt voor leerlingen van de basisschool, waarin het gaat over orgaandonatie. Nou is dat wel voor de groepen 7 en 8, dus niet de kleintjes, maar toch weet ik niet of ik als ouder zo blij zou zijn met deze voorlichting. De kinderen krijgen mentaal nogal wat voor hun kiezen, vind ik. Hoeveel volwássenen griezelen al niet bij het idee om na hun overlijden uit elkaar geplukt te worden? Ik ken ze. Er is al bekend, dat ik er geen bezwaar tegen heb, als ik tenminste nog iets bruikbaars te bieden heb tegen die tijd.

Maar voor zulke jonge kinderen vind ik het eigenlijk nog geen onderwerp. Misschien zit ik er helemaal naast, hoor, en vinden ze het hartstikke interessant. Ik denk, dat zoiets voor ieder kind verschillend is. Ook hoe en óf er thuis wel eens over is gepraat en hoe ouders daar zelf mee omgaan. Ik heb wel eens gelezen over ouders van wie een kind was overleden en die het een prachtig idee vonden dat hun kind gedeeltelijk voortleefde, doordat het met z’n organen andere
kinderen had geholpen. Dat heeft natuurlijk ook wel iets moois. En wellicht heeft dat kind er zelf een stem in gehad, maar dat is niet altijd zo.

Maar of je ’n gezond kind in de basisschoolleeftijd al zo jong moet opzadelen met zoiets als orgaandonatie? Op die leeftijd ligt dat sowieso helemaal thuis, denk ik. Een kind kan zich vanaf twaalf jaar al wel laten registreren en als het daaraan toe is, is dat prima. Maar de huidige leeftijd van zestien jaar lijkt mij toch beter en dan rijden ze ook brommer en als je ziet hoe ze dat soms doen, tja…….moeilijk onderwerp, hoor……


Creatief met kaars…..

‘k Hou erg van kaarsjes branden. Een gezellig soort licht vind ik dat. En nog steeds steek ik dagelijks wat kaarsjes aan, hoewel het natuurlijk allang geen kerstmis meer is, maar dat is geen bezwaar uiteraard. Dat kaarslicht helpt je door de maanden heen, waarin je ziet dat het tegen de avond al weer wat langer licht blijft, maar ja, lente is het nog lang niet.

Ik heb rond kerst altijd van die kerstmannetjes staan met zo’n lontje bovenop hun muts. Ik heb er ’n heel stel van. Gelijk met de kerstspullen heb ik ze ongebrand weer opgeborgen, want ik heb iets geks: ik kan ze niet aansteken. Dat vind ik zó zielig! Ik wil niet meemaken hoe zo’n mannetje, hij kijkt nog zo vrolijk ook, langzaam aan steeds kleiner wordt. Eerst z’n muts weg, dan z’n haren en z’n gezicht met baard verdwenen totdat ie tot z’n voetjes is afgebrand. Het vlammetje vreet ‘m helemaal op. Ik kan dat niet aanzien.

Met waxinelichten en kaarsen heb ik dat natuurlijk niet. Opgebrand? Húp, nieuwe d’r in. Maar bij een ‘herkenbaar’ wezen denk ik waarschijnlijk ( dat vermóed ik, hoor, want die fobie moet wel érgens vandaan komen) aan mijn crematiepolis. Zo heb ik ook nog geheel in tact zijnde paaskippetjes met lontje, bedoeld als gezellige kaarsjes op de paastafel. Ik zal ze nooit aansteken, terwijl ik best van een gebraden kippetje hou op z’n tijd. Die hebben dus net als de kerstmankaarsjes het eeuwige leven. Nou, dat moet ik nog maar afwachten…….


’n Oma in de wachtkamer…….

Onze dokter heeft in z’n wachtkamer een goed voorziene speelhoek voor kinderen. En dat was maar goed ook vanmorgen, want ’t was peuter-en kleutertijd. Twee kleine meisjes en ’n jongetje. Twee, drie jaar zoiets. Ik kijk dan mijn ogen uit, want dat hele kleine volk is, ondanks onze kleinzonen, toch alweer een tijdje geleden.

Vooral kleine meisjes, die in onze verzameling dus niet voorkomen, vind ik zo leuk. Mijn twee dochters waren destijds óók beeldig natuurlijk (dus geen commentaar graag, dames!), maar ik had toen andere ogen. Nu kijk ik en hoef verder niks.

Thomas moest ’t eerst naar binnen bij de dokter en er hoefde niks engs kennelijk, want toen hij weer terug kwam, wilde hij helemaal niet naar huis. Z’n moeder had de grootste moeite om hem zijn jasje weer aan te doen. Moest vertellen, dat ze nog langs oma moesten en dat er nog boodschappen gedaan moesten worden. Nou ja, dan ging ie wel mee.

Sanne had ’n lelijk hoestje, maar maakte verder geen zieke indruk. Dat is het voordeel bij zulke minimensjes: ze maken ergens niet meer van dan het is. Dat doen hun moeders wel. Ze schonk haar moeder ’n kopje thee in een plastic kopje en nam er zelf ook een. Gezellig, gezellig. Tot haar moeder vanwege het lichte gewicht ervan het kopje op de grond liet vallen. “Dómme meid!” zei Sanne, gaf het kopje terug en veegde met haar handje de denkbeeldige nattigheid van de vloer. “Sorry, hoor!” zei haar moeder en toen was het goed.

Over het andere meisje, Marleen, vertelde haar moeder dat ze in mei naar de basisschool ging. “Een hele verandering!” zei ze. Nu naar de speelzaal voor ’n paar uurtjes, maar dan naar school net als haar grotere zus. Nou, Marleen zag het wel zitten. Ze speelde ook niet met het speelgoed, nee, ze “las” een boek. Ze had eerst een van de glossy’s van de dokter te pakken, maar dat vond haar moeder niet zo’n goed idee. “Dat is een grotemensenblad”, zei ze. Het werd ’n Nijntje uit de speelhoek. Vond Marleen ook best en gelijk heeft ze. Deze kinderen hadden ook allemaal van die leuke moeders! Daar hebben ze het mee getroffen.

Toen ik alleen was achtergebleven in de wachtkamer heb ik, om in stijl te blijven, nog even gebladerd in het blad “9 Maanden”. Over zwanger en zo. Prachtige foto’s er in van bolbuikende dames met “evengoed” sexy lingerie. Die zien er toch wel even anders uit dan in mijn tijd, hoor. Wij droegen degelijk katoenen meerekkend ondergoed en wijde verhullende jurken, die niéts verhulden, want we waren, voor iedereen duidelijk zichtbaar, gewoon hartstikke in verwachting!

Toen was ik aan de beurt. En het ging weer over mijn bloeddruk, die best wel redelijk was. Ach, voor alles is een tijd…….


Pas op! Aardig!……

De stichting Sire, je weet wel, de club die op onze normen en waarden past, heeft een nieuwe website gelanceerd: www.pasopaardig.nl. Ze zijn een nieuwe campagne gestart, waarbij ze de bevolking (en dan alleen het deel dat “aardig” is) hebben ingedeeld in categorieën. Zo hebben we “groeters”, “complimentenmakers”, “uitdelers”, “attenteriken” en “wegwijzers”. Op de site staat, zeggen ze, hoe je ze kunt herkennen en hoe je met ze moet omgaan. En wat je van ze kunt léren natuurlijk, want daar is Sire voor in het leven geroepen.

Ik vind de naam van de website een beetje verwarrend, eerlijk gezegd: pasopaardig. Alsof je zou moeten oppassen voor aardig. Tenminste, zo lees ik het met mijn ietwat wantrouwige inborst. Ik ken namelijk mensen, die aardig dóen, maar het niet zijn. Niet zo veel, hoor, maar ze bestaan. Ik heb er een antennetje voor en ik kan het niet uitleggen, maar heb ze snel door. Daar moet je waarschijnlijk behoorlijk oud voor zijn en veel mensen zijn tegengekomen in je leven. Niet dat ik zó’n achterdochtig type ben, hoor, dat valt wel mee, maar je kunt niet voorzichtig genoeg zijn tegenwoordig. Maar daar hoor je uiteraard niks van bij Sire.

De groeters vind ik leuk. Even contact en er hoeft verder eigenlijk niks, behalve terug groeten natuurlijk. Zo ben ik dan wel. Bij complimentenmakers moet je wel doorhebben of ze het ménen. Ligt er aan of je ze goed kent. Van iemand, die je nóóit complimenteert, omdat hij dat niet nodig vindt of zelfs slijmerig, sla je de keer dat ie dat wél doet natuurlijk hoger aan. En dat is aardig.

Bij uitdelers ligt het er aan wát ze uitdelen, want dat kan ook een schop zijn. Vraag maar aan de gemiddelde voetballer. Maar dat bedoelen ze niet bij Sire. Die bedoelen mensen, die van alles delen met je. Makkelijk iets kunnen missen. Of dat nou geld is of iets anders, ze doen je graag een plezier. Dat plezier delen ze dan ook met je. Attenteriken ( ik vraag me trouwens af of dat woord in Van Dale komt of staat) zijn in ieder geval mensen, die aan anderen denken. Het is attent als iemand vraagt hoe het nou met je enkel is, als ie weet dat je van een uitdeler in ’n wedstrijd ’n trap hebt gekregen. Als ’n man aan z’n trouwdag denkt en een bloemetje meebrengt voor z’n vrouw is dat ook heel attent. Wij vergeten allebéi onze trouwdag dus bij ons is dat een vergeefse actie, maar dat terzijde. Het is natuurlijk net zo attent van zijn vrouw als ze een extra lekker maaltje heeft gekookt. Nou ja, zoiets. Aárdig dus.

Tenslotte wegwijzers. Zijn dat mensen, die je op straat vertellen waar je de dichtsbijzijnde apotheek kunt vinden of een museum of zo? Of gewoon de weg wijzen naar een straat waar je moet zijn? Kom, kom, met de tom-tom is al veel opgelost. Of zijn het de mensen, die je de weg wijzen in het leven? Dominees, pastoors, imams, docenten en politici zouden allemaal wegwijzers kunnen zijn. Als ze niet zelf de weg kwijt zijn.

Ik ben niet op de website geweest nog. Ik reageer dus uitsluitend op de naam. Misschien zoek ik het veel te ver en bedoelen ze alleen maar dat het lontje langer moet worden, we een beetje aardiger moeten worden tegen elkaar. Maar waarom die waarschuwing Pas Op Aardig er dan bij moet. Het klinkt ’n beetje averechts, maar dat vind ik dan……..


D’r tussen in…..

Met de maanden januari en februari heb ik ieder jaar wel wat moeite eigenlijk, omdat dat de tijd is tussen olie- en bloembollen. Van de ene heb je wel genoeg en op de andere moet je te lang wachten. Het is ’n beetje saai. Behalve dan dit jaar. Want ze houden ons daarboven wel bij de les, zeg, wat het weer betreft. Enig systeem zit er niet in. Hoe vaak ik Erwin Kroll en consorten nou al niet heb horen zeggen “dat het nu dan wel wat boven nul is, maar van de winter zijn we nog niet af!”

We waren de afgelopen dagen op bezoek in Drenthe. Bij mensen die in Zwitserland wonen, in een skigebied zelfs, aan sneeuw geen gebrek daar. Maar van hen hoorden we, dat ze de Hollandse winter deze keer zo mooi vonden hier, de kou zo lekker en nou eens geen bákken met sneeuw, waar je je bij hun thuis een ongeluk aan werkt om alles begaanbaar te houden, maar zo’n laagje waardoor alles herkenbaar van vorm blijft. Met een mooi weids uitzicht over de heidevelden en akkers. En dat het dan de volgende dag gewoon wég kan zijn en dat je dan ijzel hebt, alles spekglad, dat wel, maar dat is dan ook maar even, want dan schijnt de zon weer. Dat twijfelweer van ons, dat je alert houdt en waardoor de weermannen weten waar ze ’t voor doen. Vinden ze leuk, die vrienden van ons. De Elfstedentocht waarvan ze misschien wel gehoopt hadden dat ze ‘m mee konden maken in de ruim drie weken, dat ze hier waren, tja, die zat er dus niet in. Maandag gaan ze weer naar huis. Moeten ze verdorie weer skiën en sleeën met de kleinkinderen. Zielig, hè……?


Wie wat bewaart heeft wat……

Het was alweer een poos geleden dat ik het boek van Geert Mak, “De eeuw van mijn vader”, las en daarom ben ik er weer eens in begonnen. Het is natuurlijk geen romannetje, maar toch leest het wel makkelijk. Dat komt uiteraard doordat het ook over zijn familie gaat. Dan zit er een lijn in, waardoor de geschiedeniskroniek, die hij eigenlijk schrijft, een gezicht krijgt. De eeuw is ook die van míjn vader en voor vierenzestig procent ook die van mij. Er zit dus heel veel herinnering in het boek, omdat ik er gewoon bij was.

Ik ben ’n pietsie jaloers op Mak, omdat hij een familie had, die van alles bewáárde. Ze schreven elkaar, (dikwijls wekelijks!) brieven, omdat ze nou niet bepaald naast elkaar woonden, maar die zijn ook behouden gebleven. Z’n moeder bewaarde alle ansichtkaarten die ze kreeg en er zijn foto’s van alles en iedereen bij diverse gelegenheden. Ze waren kennelijk ook welgesteld genoeg om in het bezit van camera’s te zijn om dat vast te leggen en dat had ook niet iedereen, dat scheelt natuurlijk. In onze familie is ook wel wat bewaard en ik zelf ben wel bewaarderig van aard, maar zoals de Makken het gedaan hebben is erg precies. Ze hadden dominees, boekhouders en onderwijzers in de familie, precieze types, dat scheelt ook. Dan kun je een leuk geschiedenisboek schrijven. Meer families zullen dat wel hebben, hoor. Historisch besef en zo.

Afgezien van mijn gelees, moeten we gaan opruimen in huis. Dat moet van tijd tot tijd. En helemaal als de dagen weer gaan lengen heb ik dat toch wel. Volgende week gaan we een paar dagen naar Drenthe, maar daarna ga ik maar weer eens naar Intratuin voor wat ‘voorjaarsgebloei’. Is dat opruimen, Els? Nee, natuurlijk niet, maar historisch gezien komt de lente er heus weer aan en dan komt dat geruim vanzelf. Ja, het archief, voor zover aanwezig, laat ik met rust. De foto’s ook……….

*Denk ik dan helemaal niet aan Haïti? Natuurlijk wel, maar hoewel ik acties prachtig vind en hoe meer hoe beter, vind ik de zelfvoldaanheid zo náár overkomen. Jippie, wat zíjn we weer goed! Het moet wel zo, dat weet ik ook wel, anders komt er niks van en blijven mensen op hun gat zitten, maar er is mij waarschijnlijk historisch iets ingegeven….tja, daar doe je weinig aan…..


Belasting…..

* ‘k Hoorde, dat de Pfaffs uit vorig postje gevangenisstraf boven het hoofd hangt! De overheid moet nog even uitzoeken of ze de belasting nou “ontdoken” of “ontweken” hebben…..


Keeping up appearances……

Je zapt bij toeval wel eens ergens langs en zo zag ik van de week een flardje van “De Pfaffs”, een Belgische blik in het leven van een ex-voetballer en zijn familie. Stinkend rijk, die lui, dat in ieder geval.

Zo wilden Jean Marie en zijn vrouw kleiner gaan wonen, ze worden tenslotte al een dagje ouder. Ze gingen met de hele club familieleden hun nieuwe huis bekijken. Twee in plaats van drie badkamers en vier in plaats van zeven slaapkamers, dat is hun opvatting van een bejaardenwoning.

We kregen te zien hoe ze na hun verhuizing in hun nieuwe slaapkamer te bed lagen. “Oei! Een mug!” riep madame P. verschrikt. Jean Marie kwam overeind, deed een greep en hád ‘m. Voor ze zich tevreden omdraaide zei ze: “Toch handig, een keeper in bed……..”