Een nationale dag van rouw, vandaag. Is sinds 1962 niet meer voorgekomen. Voor het laatst toen koningin/prinses Wilhelmina overleed. Dat was op 28 november. Mies Bouwman was toen bezig met haar actie Open het Dorp en mijn kloris vond het nodig om zich op die dag te laten aanrijden door een auto. Hij was onderweg naar Hilversum, waar hij klarinetles had van Jos d’Hondt, die eerste klarinettist was in het Radio Philharmonisch Orkest.
Kloris stak met zijn blindenstok in Bussum de weg over naar de bushalte, maar haalde de overkant niet, doordat een automobilist te hard reed, net had geschakeld, er een brommer ergens stond te draaien. Kortom: mijn voetganger kon het geluid niet goed inschatten en belandde met zijn hoofd door de voorruit van de auto. Nou lag ie vóór het politiebureau, een agent die net z’n fiets van het slot haalde om naar huis te gaan had alles gezien en de dokter woonde er naast, dus je kunt niet zeggen dat kloris het niet netjes had geregeld.
Het was een flinke klap. Een van zijn schoenen lag aan de overkant in een tuin. Zijn klarinetkoffer, van goede kwaliteit kennelijk, had goede diensten bewezen bij het opvangen van de klap, want in principe mankeerde kloris weinig. Sleutelbeen gebroken en heel veel glas in z’n haar. Dat kamde ik er een week later nóg uit. En een enorm blauwe ribbenkast. Die leek wel een landkaart. Maar hij is geen moment buiten westen geweest, want toen hij de ziekenauto werd ingeschoven (ïk leek wel een broodje in de oven!”zei hij later) zei hij, dat ze mij het gebeurde een beetje aardig moesten vertellen, want ik was toen behoorlijk zwanger van ons eerste kind. Ik was net bij mijn moeder thuis op dat moment, vlak bij de plek waar een en ander plaats vond, en inderdaad zei de agent die aan de deur kwam, dat ik me niet ongerust hoefde te maken, maar dat mijn man wel naar het ziekenhuis was gebracht. Mijn zus ging met me mee toen we met de agent mee mochten rijden daar naar toe.
Toen we aankwamen zagen we nog net hoe kloris naar de röntgenkamer werd gebracht. Hij lag op een rijdende brancard met z’n benen over elkaar. “O, hij ligt er zo gezellig bij” zei m’n zus “het is vast niet erg.”Later hoorden we van hem, dat de nonnen van het RK-ziekenhuis hadden gevraagd of ie dat even wou doen, zijn benen over elkaar, omdat zijn broek vanaf het kruis open lag en het was bezoekuur, zeiden ze.
Nou, dat ik me lam geschrokken ben laat zich natuurlijk raden, maar ik moet zeggen, dat we het de zes weken dat zijn herstel duurde, heel gezellig hebben gehad. We waren beiden min of meer gehandicapt. Ik door mijn dikke buik, die me aardig in de weg zat en hij doordat er toch wel het een en ander was ontzet. Maar ik mocht ‘m badderen, zijn haar kammen en lekker koffie drinken samen en zo en we luisterden heel veel muziek.
Hij werd vanzelf weer helemaal heel en tot besluit van die periode kregen we een pracht van een dochter. Maar die 28e november 1962 vergeet ik nooit meer. Het is vandaag een dag van rouw, toen tot ons grote geluk alleen maar een dag van schrik…..
…..eerste hulp bij ongelukken. Wel als ie dicht is natuurlijk…..